Deel 1 (t/m 1874)

      English version

Deutsche Version
(Onder constructie)

Version française
(Volgt spoedig)

גרסה עברית
(Volgt spoedig)

Houd er rekening mee dat dit een vrijwillig project is en er geen geld mee wordt verdiend. Hulp met Hebreeuwse vertalingen is
zeer welkom en de eer zal de vertaler toekomen.

“Ik weet, dat de HEERE u [Israëlieten] dit land gegeven heeft, en dat ulieder verschrikking op ons gevallen is, en dat al de inwoners dezes lands voor ulieder aangezicht gesmolten zijn. Want wij hebben gehoord, dat de HEERE de wateren der Schelfzee uitgedroogd heeft voor ulieder aangezicht, toen gij uit Egypte gingt; en dat gijlieden de twee koningen der Amorieten, Sihon en Og, op gene zijde van de Jordaan, verbannen hebt. Als wij het hoorden, zo versmolt ons hart, en er bestaat geen moed meer in iemand, vanwege ulieder tegenwoordigheid; want de HEERE, ulieder God, is een God boven in den hemel, en beneden op de aarde.”

– Rachav Hazona (Rahab), Kanaänitische prostituee en Joodse bekeerling. 1323 – ong. 1223 v. Chr.
Bijbel. Jozua 2:9-11. Statenvertaling.

"Wij hebben aan alle de Joden die in ons gebied wonen, en die weder naar hun vaderland willen keren, vrijheid verleend om derwaarts te gaan, de stad Jeruzalem te herbouwen, en den Tempel des Heren in zijnen vorigen staat te herstellen.

Kores II, Perzische koning. 576 – 530 v. Chr.

Josephus, F. (94): Joodsche Oudheden. Boek X. Hoofdstuk 1. [Vertaald door Marten Schagen in 1732].

“[De Joden] zijn een filosofenvolk; ze houden niet op te disputeren over het Goddelijke en in het aangezicht van de nachtelijke hemel aanschouwen zij de hemellichamen, hun blik gewend tot de sterren en de Godheid door middel van gebeden aanroepende.” 

– Theóphrastos, Griekse filosoof. ong. 371 – ong. 287 v. Chr.
Porphyry (3de eeuw): Over de onthouding van dierlijk voedsel. Boek II. [Vertaald vanuit het Engels door C. Nooij].

"Nademaal het Joodse volk niet alleenlijk tegenwoordig, maar ook in vorige tijden den Roomsen volke getrouw en toegedaan is geweest, en voornamelijk mijnen vader Caesar, toen Hyrkannus hun Hoogepriester was: zo bevelen wij met het goedvinden van den Raad, dat de Joden volgens hunne wetten en gewoonten zullen leven, gelijk zij deden ten tijde van Hyrkanus Overpriester des oppersten Gods.”

​– Caesar Augustus, Romeinse keizer. 63 v. Chr. – 14 n. Chr.

Josephus, F. (94): Joodsche Oudheden. Boek XVI. Hoofdstuk 6. [Vertaald vanuit het Frans door W. Séwel in 1704].

(OPGELET: Keizer Claudius verdreef tevens alle Joden uit de stad Rome)

“Het zij terecht dat de Joden, die zich overal ter wereld onder ons bevinden, hunne voorouderlijke gewoonten ongehinderd behouden zullen.”

– Claudius, Romeinse keizer. 10 v. Chr. – 54 n. Chr.

Claudius Augustus (46): Edict of Roman Emperor Claudius Augustus on Jewish Rights. [Vertaald vanuit het Engels door C. Nooij].

Deze woorden zijn vijandig, maar erkennen de macht van Israël)

“De Joden waren al lang afgevallen, niet alleen van de Romeinen, maar van de mensen in het algemeen; want een volk dat een ongezellig leven uitvond, zich onthoudt van gemeenschappelijk eten met anderen, gelijk van drankoffers, gebeden en rookoffers, zulk een volk staat verder van ons af, dan Susa en Bactra en de nog verder wonende Indiërs. Welke zin en reden is er dan nog om hen te straffen omwille huns opstands tegen ons, als wij hen beter niet ingelijfd hadden?" 

– Flávios Philóstratos, Griekse sofist. 172 – 250 n. Chr.

Philostratus (3rd century): Life of Apollonius. 5:31-35. [Vertaald door A. Hausrath in 1869 in Geschiedenis van Jezus' Tijd en Tijdgenoten & laatste zin vanuit het Engels door C. Nooij].

“Het Joodse volk [is] het volk waarin de profeten waren, het volk waarin de patriarchen waren, het volk dat naar den vleze uit het zaad Abrahams geboren werd.

Augustinus van Hippo, Romeins-Afrikaanse (Amazigh) bisschop. 354 – 430 n. Chr.

Augustine of Hippo (4th century): The Expositions on the Psalms. Volume 2. Psalms 33-50. [Vertaald vanuit het Engels door C. Nooij].

“Wanneer ik de oorlog met Perzië zegerijk beëindigd hebben zal, zal ik door mijne eigene inspanningen de heilige stad Jeruzalem, welke gij reeds zo vele jaren bewoond zien woudt, wederopbouwen ende kolonisten daarheen leiden, en, aldaar tezamen met u den Almachtigen dank geven.”

​– Julianus Apostata, Romeinse keizer. 331 – 363 n. Chr.

Julianus (362): Brief 51. Epistel 25. [Vertaald vanuit het Engels door C. Nooij].

“O Kinderen van Israël, gedenkt [Gods] gunst die [Hij] jullie heeft geschonken, en dat [Hij] jullie heeft bevoorrecht boven de volkeren. (…) [Hij] gaf het Boek en de heerschappij en het profetenambt aan de kinderen van Israël en had hen van goede dingen voorzien en begunstigde hen boven de andere volkeren.”

– Mohammed (vzmh), Arabische profeet van de islam. ong. 570 – 632 n. Chr.

De Edele Koran. Ayah al-Baraqah. 2:40. [Vertaald door Sofian S. Siregar]. 

(Aangezien er van Rüdiger geen afbeelding bestaat, is er een algemene tekening van een bisschop gebruikt, gevonden in het Ständebuch van Jost Amman uit 1658)
Ik, Rüdiger, met den bijnaam Huozmann, bisschop van Speyer, geloofde in mijn streven om van de kleine stad Speyer een wereldstad te maken, dat ik aldoende den eer onzes oords nog meer vergroten zoude door middel der vestiging van Joden aldaar. (...) Ik verleende hun in hun vestigingsgebied ende daarbuiten tot aan den scheepshaven, alsook binnen dezen scheepshaven, de vrijheid om goud ende geld te wisselen, om alles naar believen te kopen ende te verkopen. Deze toestemming verleende ik hun met betrekking tot de gehele stad. Tevens schonk ik hun, betaald uit het kerkgoed, enen begraafplaats naar erfrecht. Ook dit voegde ik eraan toe: wanneer een Jood van buitenaf bij hen als gast verblijve, zo en zal deze genen tol betalen. (...) Al met al verleende ik hun als hoogsten gunst een wet, vergeleken met welke het Jodenvolk in geen enkele stad des Duitse Rijks enen beteren bezitten zal.”

– Rüdiger Huzmann, Paltsische/Duitse bisschop van Speyer. ong. 1050 – 1090 n. Chr.

Museum-Digital-Rheinland-Pfalz: Bischof Rüdiger von Speyer gibt den Juden von Speyer im Jahr 1084 ein grundlegendes Privileg. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

De Joden horen in Jeruzalem en Israël thuis.”
– Saladin, Sultan der Ajjoebieden. 1137 – 1193 n. Chr.
Bron onbekend.

"Zullen [de Joden] weder naar Jeruzalem keren? Daar en is geen ding zekerder; de profeten bevestigen dat overal rechtuit ende slaan daarop."

– Thomas Brightman, Engelse geestelijke. 1562 – 1607 n. Chr.
Brightman, T. (1607): Revelation of the Revelation. [In 1621 vertaald vanuit het Engels].

Iedere Jood mag vrij ende veilig lopen ofte rijden in ons rijk, zonder belemmering ofte hindernis. Ze zullen de gebruikelijke tollen betalen, gelijk christenen, ende niets meer. (…) Indien iemand, man ofte vrouw, een Joods kind te ontvoeren poogt, dan zal hij ofte zij als een dief bestraft worden. (…) Wanneer een Jood in nood is ende ’s nachts om hulp roept ende zijne christelijke buren en zetten zich niet in om dezen te helpen, zal ieder dezer christenen met enen geldstraf van 30 schelling bestraft worden. (…) Joden mogen iederen voorwerp kopen en ook brood ende andere levensmiddelen aanraken.

– Bolesław Pobożny, hertog van Groot-Polen. 1224 – 1279 n. Chr.

Boleslaw the Pious (1264): The Statute of Kalish of Bolesław the Pious for Jews. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

(OPGELET: Maarten Luther was tevens een beruchte Jodenhater)
"Als de apostelen, die ook Joden waren, zo met ons heidenen gedaan hadden, als wij heidenen met de Joden doen, niet één heiden zou christen geworden zijn. (…) Al roemen wij nóg zo hoog, toch zijn wij heidenen, en zijn de Joden van de maagschap van Christus. Wij zijn behuwdbroeders en vreemdelingen; zij zijn bloedvrienden, neven en broeders onzes Heren. Daarom, wanneer men in het vlees en bloed roemen moest, dan behoren de Joden Christus nader toe, dan wij."
– Maarten Luther, Thüringse/Duitse protestantse hervormer. 1483 – 1546 n. Chr.
Luther, M. (1523): Dat Jezus Christus een geboren Jood is. [Vertaald door Laurens van Erpecum in 1857 in Woorden des Geloofd].

"Ik zou het voor een bijzonder voorrecht Gods houden, als ik uit Joodse ouders was geboren. Denk je eens in: dat ik naar het bloed afkomstig zou zijn van het volk van Jesus Christus, mijn Heer, en van de allerheiligste Maagd Maria."
– Ignatius van Loyola, Baskische katholieke priester. 1491 – 1556 n. Chr.
Nota, J. (1956): Ignatius vriend van Israël. In: Streven. Jaargang 9. Pagina 872-873.

"Zoveel geven christenen en moslims toe, ende stemmen derhalve met de Hebreeën in, dat de enige ware kerk Gods, die als enige ter ganse wereld over de waarachtigste leer eens enkele Gods beschikte, met den vinger der Goddelijkheid op stenen tafelen gegraveerd ende door bloed geheiligd, zich onder het volk Israëls, den enigen bewaarder der eeuwige wet ende der Heilige Boeken, bevond."
– Jean Bodin, Franse rechtsgeleerde en politieke filosoof. 1530 – 1596 n. Chr.
Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

(OPGELET: Shakespeare's werken bevatten antisemitische stereotypen)

Heeft een Jood geen ogen? Heeft een Jood geen handen, ledematen, gestel, zintuigen, voorkeuren, hartstochten? Met hetzelfde voedsel gevoed, met dezelfde wapens verwond, dezelfde ziekten onderworpen, met dezelfde middelen genezen, door dezelfde winter en zomer opgewarmd en afgekoeld als een christen? Als u ons steekt, bloeden wij dan niet? Als u ons kietelt, lachen wij dan niet? Als u ons vergiftigt, sterven wij dan niet? En als u ons onrecht aandoet, zouden wij dan geen wraak nemen?”

– William Shakespeare, Engelse dichter, toneelschrijver en auteur. 1564 – 1616 n. Chr.

Shakespeare, W. (1598): De Koopman van Venetië. Act 3. Scene 1. 

"Bewaarders van de boeken, waarin, zowel als gij, wij Gods waarheid zoeken: der heiligen geslacht, dien God, om fijn verbond, nu met voorzeggers, dan met engelen bevond; uit welken naar het vlees Messias is geboren, en dien hij allereerst tot leraars heeft verkoren; zijt niet van ons vervaard: want bij ons is bekend dat wij maar takken zijn op uwen struik geënt."

Hugo de Groot, Hollandse/Nederlandse rechtsgeleerde. 1583 – 1645 n. Chr.

Grotius, H. (1627): Bewys van den waren godsdienst. Boek 5.

“Doch voor zoveel deze laatste tijden aangaat, voorwaar, indien wij 't wel bedenken, onze religie moet aan dit volk groten dank wijten. Want wie is er anders, die ons de Bijbel ofte H. Schriftuur bewaard heeft als de Joden? Hoeveel schrijffouten zouden in dezelfde zijn ingekropen, indien alleen Lactantius, Augustinus, Gregorius en Christosthomus (die wel heilige mannen, maar in de Hebreeuwse spraak zeer onkundig waren) dezelfde bewaard hadden. (…) Maar de Joden hebben zich 't enemaal, en ook alleen bevlijtigd om de boeken Mozis en der profeten, en degene die ze Hagiographa noemen, voor de bedervinge der tijden bewaren. Dezen lof is haar eigen, ende geen ander volk heeft part of deel aan dezen roem."
– Petrus Cunaeus, Zeeuwse/Nederlandse geleerde. 1586 – 1638 n. Chr.
Cunaeus, P. (1617): De republyk der Hebreen, of gemeenebest der Joden.

“Ik geloof daadwerkelijk dat er iets voor de deur staat: we bevinden ons aan den vooravond, gij bevindt u aan den rand der beloften ende profetieën. (…) Het zou zo zijn kunnen, gelijk sommigen geloven, dat God de Joden vanaf de eilanden der zee thuisbrengen zal naar hunne statie.

– Oliver Cromwell, Lord Protector van Engeland, Schotland en Ierland. 1599 – 1658 n. Chr.

Cromwell, O. (1653): Speech in Barebone's Parliament. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

Ik acht het de plicht der burgerlijke overheid om gene bijgelovige scheidingsmuur tussen ons, de heidenen en de Joden, af te breken ende den weg te effenen naar hunne vrije ende vreedzame bewoning onder ons. Dit des te meer omwille ervan dat dit volk, zo zegt ons de Heilige Schrift, een geliefd volk is, ende ze zijn geliefd omwille hunner voorvaderen. Ze zijn een volk dat boven alle volkeren ende natiën der wereld staat, onder de gracieuste ende uitdrukkelijkste beloften.

– Roger Williams, Engelse puriteinse theoloog. c. 1603 – 1683 n. Chr.

Straus, O. S. (1894): Roger Williams. The Pioneer of Religious Liberty. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

“Hier is in ieders mond een sterk gerucht van de wederkering der Israëlieten naar hun vaderland, nadat zij meer dan tweeduizend jaren verstrooid hebben geweest. Dit wordt hier van weinigen geloofd, maar van veel gewenst."
– Henry Oldenburg, Bremer/Duitse natuurfilosoof. 1619 – 1677 n. Chr.
Oldenburg, H. (1665): Zestiende Brief. H. Oldenburg. aan B.d.S.

"Zeker is het dat wij op vele plaatsen der wereld een bijzonder volk zien, afgezonderd van al de andere volkeren der wereld, dat den naam draagt van het Joodse volk. (...) Dit volk is niet alleen merkwaardig om zijn ouderdom, maar ook enig in den duur van zijn bestaan, die nooit heeft opgehouden van zijn oorsprong af tot nu toe. Want, terwijl de volkeren van Griekenland en Italië, van Lacedaemonië, van Athene, van Rome en de andere die zo langen tijd daarna ontstonden, reeds voor zo langen tijd zijn ondergegaan, bestaan zij nog altoos; en ondanks de ondernemingen van zo vele machtige koningen die honderdmaal beproefd hebben om hen te verderven, gelijk hunne geschiedverhalen getuigen, en ondanks ook hetgeen men gemakkelijk verwachten kon, dat in zulk een lange tijdsverloop naar den natuurlijken gang der dingen gebeuren moest, zijn zij echter altoos behouden gebleven. (...) Mijn aanraking met dit volk verbaast mij en verdient het onder aandacht gebracht te worden."
– Blaise Pascal, Franse filosoof. 1623 – 1662 n. Chr.
Pascal, B. (1669): Pensées. [Vanuit het Frans vertaald door Adriaan Loosjes in 1889].

Zeker is 't, dat dit volk het enige is, 't welk van den beginne af aan, den God Schepper van hemel en van aarde heeft gekend; het enige bijgevolg, 't welk tot getuige der Goddelijke geheimen moest verstrekken. Het heeft die ook bewaard met een godsdienst die geen voorbeeld heeft. De boeken, die de Egyptenaren en andere volkeren goddelijk noemden, zijn al voor lange verloren, en nauwelijks is enige verwarde gedachtenis daarvan in de aloude historiën voor ons overgebleven. (…) De Joden zijn de enigste geweest, welker gewijde schriften steeds zo zeer in waarde zijn gehouden, als zij algemeenlijk bekend waren geworden.

​– Jacques Bénigne Bossuet, Franse bisschop en auteur. 1627 – 1704 n. Chr.

Bossuet, J. B.: Algemeene historie. [Vanuit het Frans vertaald in 1735]. 

"'t Schijnt mij toe, dat wij dusdanig een huisgezin voor zeer edel moeten achten, dat zijn geslachtrekening door een lang vervolg van voorvaderen, zonder mistrouwen, of verandering van woonplaats, kan vertonen. Ik mene, dat er weinig heren in Europa zijn, die dat zo zouden kunnen aanwijzen. (...) 't Geen ons bedriegt, is, dat wij bij de Israëlieten niet zien zodanige eretitelen, als wel bij onzen adeldom. Ieder wierd eenvoudig bij zijnen naam genoemd: maar hunne namen betekenden grote zaken, gelijk die der aartsvaderen. De naam van God had voor het merendeel plaats daarin; en was als een verkort gebed. Elias en Joël zijn van twee namen Gods bijeengevoegd, onderscheidenlijk tezamengesteld. Jozaphat of Sephatia, betekent het Oordeel Gods. Josedek of Zedekia Zijn Gerechtigheid: Johanan, of Jean en Hanania, Zijn Barmhartigheid. (…) Zijn [deze namen] niet beter dan die der kastelen en vlekken, daar onzen adel zich mede oppronkt?
​– Claude Fleury, Franse historicus. 1640 – 1723 n. Chr.
Fleury, C. (1681): De zeeden der Israeliten. [Vanuit het Frans vertaald door Hendrik en Daniel van Damme 1733].

“Dit volk der Joden vereert slechts enen God, den schepper des hemel ende der aarde. Zijn grondwet, naar welken deze gehele sekte verwijst, eist dat de mens God liefheeft met heel zijn hart, met heel zijn ziel ende met heel zijnen verstand ende macht. Dit volk voorziet in zijne wet een besnijdenis des harten, waarvoor die des lichaams slechts als teken dient; en deze besnijdenis des harten betekent de onderdrukking aller hartstochten die niet uit de beginselen der liefde voor God stammen. (…) [Filosofen] hebben nooit de denkwijze der goedheid der schepping ontwikkeld, of die der kracht des scheppers, of die der onbaatzuchtige liefde voor Hem. Wanneer ik alle volkeren der oudheid bekijk, acht ik zodoende het Joodse volk het enige dat den waren God aanbad en de religie der liefde bezit.”
​– François Fénelon, Franse aartsbisschop, dichter en schrijver. 1651 – 1715 n. Chr.
Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

“Ik stel vast dat het den wederkeer der Joden naar hun eigen land in het algemeen en den wederopbouw huns tempels met de herinvoering hunner offerdiensten (…) in de profetische schriften niet aan twijfel of onzekerheid onderhevig is, maar juist datgene is, wat boven al het andere overal door hen voorspeld ende beschreven is, in de eenvoudigste ende inlevendste woorden die men zich voorstellen kan.”

– William Whiston, Engelse theoloog, historicus en wiskundige. 1667 – 1752 n. Chr.

J.E. Force & R.H. Popkin (2001): Millenarianism and Messianism in Early Modern European Culture. Volume III. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

“De afstammelingen Abrahams vertegenwoordigen de mensheid in dier zuiverste vorm, zonder brute reuzen, gelijk hunne religie zuiver is van bijgelovige ritussen. Alle religieuze instellingen des Hebreeuwse volks werden ontworpen teneinde de kennis Gods te bewaren en bevorderen en den mens voor de heidense vulgariteit te beschermen. Terwijl de heidense priesters zorgvuldig hunne religieuze raadsels verborgen hielden, werden de voorschriften des Joodse godsdiensts schriftelijk vastgelegd, opdat zij eeniederen die kon lezen toegankelijk waren.

​– Giambattista Vico, Napolitaanse/Italiaanse filosoof, historicus en rechtsgeleerde. 1668 – 1744 n. Chr.

Jewish Information Society of America (1962): Jewish Information. Volume 3. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Indien [de Joden] ooit opnieuw te Palestina gevestigd zullen zijn op hunnen oorspronkelijken bodem, hetgeen geenszins onmogelijk zij, zo zullen zij, omwille huns uitstekende aanlegs, nog talrijker, rijker ende machtiger zijn dan thans welke andere natie ook ter wereld. Ik vrage u te overwegen, of het niet in overeenstemming met zowel het belang als den plicht der christenen zoude zijn om hun hulp te verlenen in het wederbekomen huns lands."

​– John Toland, Ierse filosoof. 1670 – 1722 n. Chr.

Toland, J. (1714): Reasons for Naturalizing the Jews in Great Britain and Ireland on the Same Foot with All Other Nations. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

"Joden zijn zodanig verspreid over alle handeldrijvende gebieden der wereld, dat zij tot werktuigen geworden zijn, waarmede de verst verwijderde natiën zich met elkaar onderhouden kunnen ende waardoor de mensheid in ene algemene correspondentie samengebracht is: ze zijn gelijk de pinnen ende spijkers in een groot gebouw, die, al worden ze zelf slechts weinig gewaardeerd, absoluut noodzakelijk zijn om de structuur als geheel bijeen te houden."
Joseph Addison, Engelse dichter, toneelschrijver en politicus. 1672 – 1719 n. Chr.
The Spectator. No. 495. Saturday September 27 1712. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

“Zeker is 't, dat van alle natiën ter wereld, die der Joden de opmerkelijkste is. (…) De Joden zijn over de ganse aarde verstrooid; en zouden, indien zij tot één lichaam verenigd worden zouden, een natie vormen die veel talrijker is dan gedurende de korte periode waarin zij meester over Palestina waren. Wat de Joden van alle andere natiën onderscheidt, is dat alleen hunne orakelen waar zijn: hieromtrent is het ons niet toegestaan ook maar den minsten twijfel te uiten.”
François Marie Arouet (Voltaire), Franse auteur en filosoof. 1694 – 1778 n. Chr.
Voltaire (1762): The Works of Mr. de Voltaire. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

"De bodem Palestina's geniet nog immer hare sabbatten ende wacht louter op den wederkeer harer verbannen kinderen ende de toepassing van industrie, evenredig aan haar agrarische vermogen, om nogmaals ​in algehele weelderigheid uit te barsten ende om al datgene te zijn, wat ze in de dagen Salomo's geweest is."

– John Lindsay, Schotse graaf van Crawford. 1702 – 1747 n. Chr.

Crawford, A.W.C. (1847): Letters on Egypt, Edom and the Holy Land. Chapter VII. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

"Het is eens te meer duidelijk dat de Joden naar hun land wederkeren zullen. (…) Naast de profetieën aangaande de oproeping der Joden, is er sprake van een opmerkelijke bezegeling der vervulling dezer grote gebeurtenis in de voorzienigheid door iets wat als een soort voortdurend wonder voortduurt, te weten hun behoud als afzonderlijke [natie] ondanks zulk een toestand van verstrooiing sinds meer dan zestien eeuwen. Zoiets bestaat nergens anders ter wereld: een opmerkelijke hand der voorzienigheid. Indien het opgeroepen wordt, dan zal dit oude volk, dat voor zo langen tijd als Gods enige volk gold, wederom Gods volk zijn om nooit meer afgewezen te worden.

– Jonathan Edwards, Anglo-Amerikaanse theoloog en missionaris. 1703 – 1758 n. Chr.

Allen, Morrill & Wardwell (1842): Works of Jonathan Edwards. Volume 2. Part VII. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

Het behoud der Joden is daadwerkelijk een der sterkste ende merkwaardigste bewijzen der goddelijke voorzienigheid. Ze zijn onder alle volkeren verstrooid, ende toch met geen daarvan vermengd geraakt. (…) Wat anders dan een bovennatuurlijke macht kan hen op een wijze behouden hebben, waarop nooit een ander volk op deze aarde behouden geworden is. De voorzienigheid Gods is niet minder merkwaardig in de vernietiging hunner vijanden dan in hun behoud.

– Thomas Newton, Engelse geestelijke, geleerde en auteur. 1704 – 1782 n. Chr.

Newton, T. (1823): Dissertations on the Prophecies. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

Het is aannemelijk dat de Joden naar Palestina wederkeren zullen. (…) De Joden zijn nu een van alle natiën, onder welke zij leven, afwijkend volk. Ze lijken aldus door de voorzienigheid voor eender welke gunstbetuiging uitverkoren te zijn, nadat zij de verdiende tuchtiging geleden hebben. (…) Ze worden met minachting en hardhandigheid, ende bijgeval met grote wreedheid, bejegend door de natiën, onder welke zij woonachtig zijn. Ze zullen daarom des te meer gereed zijn om naar hun eigen land weder te keren. (…) Een groot deel hunner spreekt ende schrijft het Rabbijns-Hebreeuws, naast de taal des lands waarin zij verblijven. Ze zijn aldus, voor zover het henzelf betreft, in bezit ener universele taal ende eens universele karakters, hetgeen hun wederkeer meer zal vergemakkelijken dan wij ons voorstellen kunnen.

– David Hartley, Engelse filosoof. 1705 – 1757 n. Chr.

Hartley, D. (1749): Observations on Man, his Frame, his Duty, and his Expectations. Prop. LXXXIII. Page 373-375. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

Teneinde zijn volk voor een opgaan in de vreemde volkeren te behoeden, gaf [Mozes] denzelfden zeden en gebruiken die met die anderer volkeren onverenigbaar zijn; hij overbelaste het met kenmerkende ritussen, plechtigheden (…) ende alle banden van broederlijkheid die hij plaatste onder de leden zijner republiek vormden zo vele hindernissen, die het van de buurvolkeren gescheiden hielden. (…) Dat is hoe dit eigenaardige volk, zo dikmaals onderworpen, zo dikmaals verstrooid ende ogenschijnlijk verwoest (…) desondanks tot op den dag van vandaag stand te houden wist (…) ende hoe diens zeden, wetten ende ritussen voortbestaan blijven ende gelijk zo lang voortbestaan zullen als de wereld.”

– Jean-Jacques Rousseau, Franse filosoof en auteur. 1712 – 1778 n. Chr.

Rousseau J.-J. (1772): Considerations on the Government of Poland and on its Proposed Reformation.​ [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

Ge [te Jeruzalem] hebt uwe religie met zulk ene mate aan gewetensheid weten te verenigen, die men haar helemaal niet toevertrouwd hebben zou ende waarmede geen andere religie pralen kan. Ge hebt tegelijkertijd de noodzaak der onbeperkte gewetensvrijheid in elke religie zo grondig en helder voorgedragen, dat ook eindelijk de kerk onzerzijds overwegen moeten zal, hoe ze alles, wat het geweten belasten en bedrukken kan, van de hunne [d.w.z. van de christelijke religie] afzonderen zou."
​– Immanuel Kant, Pruisische/Duitse filosoof. 1724 – 1804 n. Chr.
Kreß, H.: Die Reichspogromnacht 1938 – Konsequenzen für Theologie, Kirche und Ethik heute. In: evangelische aspekte. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

[Mijn komedie ‘de Joden’] was het resultaat ener zeer serieuze beschouwing der beledigende onderdrukking waaronder een volk zuchten moet, hetwelk een christen, zo meen ik, niet zonder een soort van eerbied beschouwen kan. Uit dit volk zijn ooit zovele helden en profeten opgestaan en nu twijfelt men of er een eerlijken man onder hen aan te treffen zij?”

– Gotthold Ephraim Lessing, Saksische/Duitse dramaturg en filosoof. 1729 – 1781 n. Chr.

Lessing, G.E. (1890): Werke, Bd. 3. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

"De vervolging werd aangevangen met het volk, waarvan het de zorg en de wens aller menslievende natiën had zijn moeten, om dit te beschermen: de Joden. (...) Indien Nederlanders verwond en aangevallen worden, zo hebben de Nederlanders een natie, een overheid en legers om te handelen of hunne zaak te wreken. Indien Britten verwond worden, zo hebben Britten legers en wetten, de wetten der naties om op terug te vallen voor bescherming en gerechtigheid. De Joden echter hebben niet zulk ene macht, en niet zulk enen vriend om op te bouwen. De mensheid moet zodoende tot hunnen beschermer en bondgenoot worden."

– Edmund Burke, Ierse filosoof. 1729 – 1797 n. Chr.

Himmelfarb, G. (2011): The People of the Book. Page 54. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

"Het behaagde God om een natie tot het hulpmiddel al zijner verwittigingen aan de mensheid te maken: dit heeft de natie der Joden te allen tijde in aanzienlijke mate op zich genomen. Naarmate de beschaving zich uitstrekte, raakten zij op de een of andere manier op de meest wonderbaarlijke wijze verstrooid over alle landen; en op deze dag zijn ze bijna letterlijk overal, de meest opvallende en, verstand en godsdienst in ogenschouw nemende, de meest fatsoenlijke natie op het aardoppervlak."

– Joseph Priestley, Engelse theoloog en politieke theoreticus. 1733 – 1804 n. Chr.

Priestley, J. (1794): Discourses Relating to the Evidence of Revealed Religion. Volume 1. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

"Ik sta erop dat de Hebreeën meer gedaan hebben om de mens te beschaven dan elke andere natie. Als ik een atheïst was geweest en in een blind eeuwig lot had geloofd, zou ik nog altijd hebben geloofd dat het lot de Joden heeft uitverkoren tot het meest essentiële instrument voor het beschaven der volkeren. (...) Ze zijn de meest glorieuze natie die ooit de aarde heeft bewoond. De Romeinen en hun rijk waren slechts een bubbel in vergelijking met de Joden. Ze hebben religie gegeven aan driekwart der wereld en hebben de zaken der mensheid meer en gelukkiger beïnvloed dan alle andere naties hebben gedaan, zowel de antieke als de moderne. (...) Ik wens de Joden oprecht een onafhankelijke staat in Judea toe. "

– John Adams, president van de Verenigde Staten. 1735 – 1826 n. Chr.

National Archives (1809): Adams Papers. From John Adams to François Adriaan Van der Kemp. 16 February 1809. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

“Ik geloof dat de Jood niet in staat is om zich aan te passen, en dat hij altijd een ‘natie binnen de natie’ vormen zal, waar hij ook zijn moge. Het eenvoudigste zou mijns inziens zijn, om hun het thuisland terug te geven, waaruit zij verdreven werden. (…) Jeruzalem, tegenwoordig een kleine ontstellende puinhoop, die de harten der arme pelgrims, die daarheen hun bedevaart doen, bedroeft, zal opnieuw een prachtige hoofdstad worden. Men zou de Salomonische Tempel uit zijne ruïnen doen herrijzen… Men zou de waterwegen van Kidron regelen en ze omvormen tot afvoerkanalen voor den uitvoerhandel… De woestenijen zouden nieuw leven ingeblazen en leefbaar gemaakt worden.”

Prins Charles-Joseph de Ligne, Oostenrijks-Belgische veldmaarschalk. 1735 – 1814 n. Chr.

Gawler, G. (1860) in: Sokolow, N. (1919): History of Zionism. 1600-1918. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

“[Ik heb] het immer betreurd, om een sekte, den voorloper en den grondslag des gehele christendoms, door ieder afgezonderd te zien, voor een vervolging en onderdrukking, die bewijst dat er van de welwillende leerstellingen van hem, die zij beweren als model huns beginsels en hunner praktijk te nemen, niets geleerd is. Ik beschouw het als een gruwelijke toevoeging aan de ongerechtigheden waaronder deze verwonde sekte [der Joden] geleden heeft, dat hunne jeugd van de wetenschappelijke voorschriften, welke iedereen in onze publieke seminaries geniet, uitgesloten wordt, door hun een cursus van ‘theologisch lezen’ op te leggen, terwijl deze cursus hun door hun geweten verboden is.”

– Thomas Jefferson, president van de Verenigde Staten. 1743 – 1826 n. Chr.

The Jewish Veteran (1983). Volumes 7-9. Quotations from Thomas Jefferson. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

[De Joden] zagen overal den God des hemels en der aarde. Dat deed geen Griek, geen Kelt, geen Romein: hoe ver loopt Lucretius in dat opzicht achter op Job en David! (...) Mozes' wetgeving had het idee om een vrij volk te vormen, dat niemand dan der wet onderworpen was en, opdat niemand hun de vrijheid ontneme, wierd God zelf Wetgever, Wetbewaarder, Koning. Hij woonde te midden Zijns volks, en het zo misbruikte woord 'tempel' was eigenlijk het Huis des Wetboeks, waarover God waakte. Het hele volk was een priesterlijk rijk: en iedereen zodoende dienaar dezes Konings en Zijner Wet.
​– Johann Gottfried von Herder, Pruisische/Duitse dichter, filosoof en theoloog. 1744 – 1803 n. Chr.
Herder, J. G. (1783): Vom Geist der Ebräischen Poesie. & Herder, J.G. (1844): Ausgewählte Werke. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

Wat alles heeft Mozes niet opgeven en lijden moeten voor zijne landgenoten! Welke glanzende voorbeelden van patriottisme aanschouwen wij in Jozua, Samuël, de Makkabeeërs en alle roemrijke prinsen, legerleiders en profeten onder de Joden."
– Benjamin Rush, Founding Father van de Verenigde Staten. 1745 – 1813 n. Chr.
Butterfield, L. H. (1951). Letters of Benjamin Rush. 1761-1792. Page 83.​ [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

"Energie is de grondslag van alles. Elke Jood is, hoe onbeduidend het ook mag lijken, betrokken bij het beslissende en onmiddellijke nastreven ener doelstelling. (...) Het is het meest bestendige volk op aarde."

– J. W. von Goethe, Hessische/Duitse dichter. 1749 – 1832 n. Chr.
Gould, A. (1997): What did they think of the Jews?. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

"De verstrooiing der Joden, rondzwervend, ongelukkig, reeds achttien eeuwen in het ganze universum ongewenst, is een unieke gebeurtenis in de geschiedenis. Ik heb hen altijd als mensen beschouwd; een onbeduidende waarheid, die echter door diegenen die hen als lastdieren behandelen en uitsluitend in een toon van verachting of haat van hen spreken, nog niet bewezen is. Ik heb altijd geloofd dat we dit volk opnieuw kunnen scheppen, hun deugd en daarmede geluk kunnen brengen. (...) De Assyriërs, de Perzen, de Meden, de Grieken en de Romeinen zijn verdwenen, en de Joden, wier scepter zij gebroken hebben, overleven met hunne wetten op het puin huns koninkrijks en op de vernietiging hunner veroveraars."
– Abbé Henri Gregoire, Franse priester en revolutionair. 1750 – 1831 n. Chr.
Gregoire, H. (1789): La citoyenneté des Juifs. Assemblée constituante. Séance du 23 décembre 1789. [Vanuit het Frans vertaald door C. Nooij].

De geschiedenis bevestigt (...) het oordeel des oningenomen verstands, dat de Joden, even goed als alle andere mensen nuttige leden der burgerlijke maatschappij zijn kunnen. (...) Ook de Jood heeft recht op dit genot [der burgerrechten], op deze liefde. Zijne religie maakt hem dezen recht niet onwaardig, daar hij bij de strengste vervolging ervan een zeer goede burger zijn kan."

​– Christian Wilhelm von Dohm, Westfaalse/Duitse vrijmetselaar, historicus en auteur. 1751 – 1820 n. Chr.

Dohm, C. W. (1781): Über die bürgerliche Verbesserung der Juden. Band 1. S. 44-45. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij] 

Deze Joden, voorgesteld als zijnde een fel en onverdraagzaam volk, was desondanks in bepaalde opzichten het meest verdraagzame aller volkeren, zo zeer zelfs dat het somwijlen moeilijk te verstaan is, hoe de exclusieve betogers der waarheid voor vreemde religies zo dwingend lijken kunnen. De geheel vrijzinnige wijze, waarop Elisa de gewetenskwestie, die door een kapitein van de Syrische wacht voorgelegd werd, op te lossen wist, is zeer bekend. (…) Philo, als ik het juist heb, zei ooit dat de Hogepriester der Joden als enige ter wereld voor vreemde natiën en machten bad. Ik geloof daadwerkelijk dat er in de oudheid geen ander voorbeeld van is. De tempel Jeruzalems beschikte over een portiek, die voor vreemdelingen ontworpen was, die daar vrijelijk bidden kwamen. (…) Niemand onderbrak hen of ondervroeg hen omwille eens verslags hunner nationale overtuigingen.

– Joseph de Maistre, Franse filosoof en auteur. 1753 – 1821 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables.​ Page 55. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

"De oprichting des Joodse staats door Mozes is een der gedenkwaardigste gebeurtenissen, die de geschiedenis bewaard heeft, belangrijk omwille der wilskracht, door welke ze in werk gesteld werd, belangrijker nog omwille harer gevolgen op de wereld, die nog tot op dit ogenblik voortduren. (...) Ja, in zekeren zin is het onweerlegbaar waar, dat we aan de Mozaïsche religie een groot deel der verlichting te danken hebben, waarover wij ons heden verheugen mogen. Want door haar werd een kostbare waarheid, die door het aan zichzelf overgelaten verstand pas na een gestage ontwikkeling ontdekt zijn zou, namelijk de leer eens enkele Gods, voorlopig onder het volk verspreid en als voorwerp des blinde geloofs zo lang onder ditzelfde volk bewaard, totdat ze zich uiteindelijk in de meer heldere geesten tot een verstandsbegrip ontplooien kon."

– Friedrich von Schiller, Württembergse/Duitse toneelschrijver, filosoof en dichter. 1759 – 1805 n. Chr.

Schiller, F. (1790): Die Sendung Moses. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij] 

​"[De inwoners der Joodse Wijk in Jeruzalem] zijn allen in vodden gekleed, zittende in het stof Zions, zoekende naar het ongedierte dat hen opvrat, hun ogen gericht op den tempel. Betreed hunnen verblijfplaats en men zal hen in een beangstigende armoede aantreffen. Ze laten hunne kinderen een geheimzinnig boek lezen, dat deze kinderen, op hun beurt, door hunne kinderen zullen lezen laten. Wat het 5000 jaar geleden deed, doet het Joodse volk nog altijd. Tot wel 17 maal aan toe heeft het de vernietiging Jeruzalems meegemaakt, maar niets kan het beletten, zijnen blik op Zion te richten. (...) Deze legitieme meesters van Judea worden in hun eigen land als slaven en vreemdelingen beschouwd. (...) De Perzen, Grieken en Romeinen zijn van den aardbodem verdwenen en een klein volk dat deze grote beschavingen voorafging bestaat nog immer zonder enige vermenging in het puin huns vaderlands."
– François-René de Chateaubriand, Franse auteur en politicus. 1768 – 1848 n. Chr.
Chateaubriand, F.-R. (1809): Itinerary from Paris to Jerusalem and from Jerusalem to Paris. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

"Israëlieten, een unieke natie, wie in de loop van duizenden jaren hunne voorouderlijke gronden werden ontnomen door de begeerte van verovering en tirannie, doch niet hun naam en hun nationale bestaan! (...) Sta dan op, met vreugde, gij verbannenen! (...) Rechtmatige erfgenamen van Palestina! (...) Haast u! Nu is het ogenblik, dat zich misschien in geen duizenden jaren nog voordoen zal, aangebroken, om op uwe burgerrechten onder de volkeren des universums aanspraak te maken, die u duizenden jaren lang schaamteloos onthouden werden, op uw politieke bestaan als natie onder de natiën, en op het onbegrensde natuurlijke recht op de openbare en hoogstwaarschijnlijk eeuwige aanbidding van Jehova in overeenstemming met uw geloof." 

– Napoléon Bonaparte, Corsicaanse/Italiaanse keizer der Fransen. 1769 – 1821 n. Chr.

Bonaparte, N. (1799): Letter to the Jewish Nation from the French Commander-in-Chief Buonaparte. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

“Daar in de landen der Middellandse Zee, vangen leven, vrijheid, moraliteit, wetenschap en kunst met hunne hogere ontwikkeling aan. Daar treffen we in de eerste plaats de kinderen van Israël aan, een volk, dat nog immer door de natiën bespot, en, in sommige landen, als buitenstaanders behandeld wordt. Doch zij waren voor ons allen de weldoeners… (...) Hier komen we aan bij het tafereel der oorspronkelijke schoonheid, waar de mens zich direct met God en Zijne engelen onderhield en waar diegenen met de hoogste gaven, een Abraham, een Mozes, een David, een Jesaja, nog stevig in den grond der werkelijkheid geworteld blijven. (...) Hier in het Oude Testament bloeide er een protestantisme, dat den protestanten voorafging, een lutheranisme, dat dr. Luther voorafging. En al vermeld ik wel dit onderwerp, gaarne voeg ik eraan toe dat deze gelijkenis zeker correct is in velerlei opzicht, dat het Jodendom het protestantisme der antieke wereld was, terwijl het hellenisme dier katholicisme was.

– Ernst Moritz Arndt, Pommerse/Duitse auteur en historicus. 1769 – 1860 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables.​ Page 106. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

“[De belofte om] (...) gans het land Kanaän als eeuwig bezit te schenken is absoluut en onbeperkt [en de] aanspraak der Joden op het land Palestina onvervreemdbaar. (...) Indien de schenking des Almachtigen Scheppers en Gezaghebbers des universums een juridische aanspraak op een wettelijk eigendom kan vormen, zo zal de aanspraak der Joden op het land Palestina immer redelijk en rechtvaardig zijn.”

– Charles Jerram, Engelse anglicaanse priester. 1770 – 1853 n. Chr.

Jerram, C. (1795). [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

[Ik] stem voor de volledige emancipatie der Joden. (...) Ik beschouw de Joden niet als een onaangename entiteit, ik beschouw ze daarentegen als een in oneindig vele momenten des levens zeer wenselijke, dus hoogst aangename. De loop mijns levens heeft mij dikwijls met Joden samengebracht en ik heb hen immer als ervaren, bedrijvige, goedgunstige, in één woord, als goede, edele mensen aangetroffen."

– Hans Ernst Karl von Zieten, Pruisische/Duitse generaalveldmaarschalk. 1770 – 1848 n. Chr.

Landtag Preußens (1847): Vollständige Verhandlungen des ersten Vereinigten Preussischen Landtages über die Emancipationsfrage der Juden. Seite 29. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

Juda, niet langer zalt gij achter de ketting der heidenen rouwen; uw dagen van pracht zullen wederkeren, en weder gans nieuw zijn. Uit de Fontein des Levens zal dan in vrede gedronken worden ​door eenieder die komt! En elke windvlaag zal een lang verlorenen balling huiswaarts waaien!

– Tomás Ua Mórdha (Thomas Moore), Ierse dichter. 1779 – 1852 n. Chr.

Moore, T.: The Complete Poems of Sir Thomas Moore. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

Het Hebreeuwse volk en zijn ganse bestaan en zijne geschiedenis of bestemming [valt] precies in slechts zulk een hoofdepoche der goddelijke verwachting en vult nu een etappe der mensheid in deze wonderbaarlijken opmars richting de hogere voorbereiding. Hun ganse bestaan draaide om den hoop, en het hoogste middelpunt huns innerlijke levens was weggelegd voor een verre toekomst. Daarop berust ook een groot hoofdverschil in de heilige overlevering der Hebreeën met de wijze waarop deze zich in andere Aziatische volkeren presenteert en gevormd heeft. (…) Het volk [der Hebreeën] zelf [kan] in hogere zin profetisch genoemd worden en is dat daadwerkelijk, zelfs historisch gezien, in zijnen gansen wereldgang en wonderbaarlijken lot geweest en geworden.”

– Friedrich von Schlegel, Hannoveraanse/Duitse filosoof en historicus. 1772 – 1829 n. Chr.

Schlegel, F. von (1829): Philosophie der Geschichte. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij] 

De Israëlieten zijn het belangrijkste volk des Oriënts; want niet alleen behielden zij door middel van de macht, die zij onder hunne koningen David en Salomon verwierven, groten invloed over de staten der westelijke helft van Azië, maar hunne geschiedenis en literatuur heeft ook, door middel des onder hen ontstane christendoms, een uitzonderlijk grote en blijvende betekenis voor de volkeren aller klimaten en tongen behouden. Bovendien zijn de door hen overgeleverde boeken de meest betrouwbare en best geordende schriften over de oudste geschiedwerken die er zijn.”

– Friedrich Christoph Schlosser, Friese/Duitse historicus. 1776 – 1861 n. Chr.

Schlosser, F.C. (1844): Weltgeschichte für das deutsche Volk, Volume 1. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij] 

Laat de heersers dezes lands hun invloed benutten en de [Hoge] Porte ertoe dwingen, dat deel huns staatsgebieds, waarvandaan de Joden verdreven werden, zijnen rechtmatigen eigenaren terug te geven."

– James Ebenezer Bicheno, Britse beheerder van Van Diemen's Land. 1785 – 1851 n. Chr.

Bicheno, J. (1807): The Restoration of the Jews. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Er bestaat vandaag de dag onder de over Europa verstrooide Joden de sterke gedachte dat de tijd nabij is, dat hunne natie wederkeren zal naar Palestina, en bijgevolg is hun wens om erheen te gaan scherper geworden, en hebben zij hunne gedachten intensiever gericht op de verwezenlijking huns wensen."

– Henry John Temple, premier van het Verenigd Koninkrijk (Conservative). 1784 – 1865 n. Chr.

Sharif, R. (1976): Christians for Zion, 1600-1919. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

Zonen Israëls! (…) Indien wij tegen u gezondigd hebben, zo zullen wij op den Dag des Oordeels voor God staan. (…) Als u een volledige afscheiding van ons en een wederkeer naar het land Jakobs eist, zij het zo! Wat u maar wilt zal u in naam der gerechtigheid toegekend worden met het oog op uwe wensen. Staat om deze reden tezamen met ons op, en verenigt u met ons in gebed, opdat God ons de overwinning schenke.

– Joachim Lelewel, Poolse historicus en politicus met Duitse wortels. 1786 – 1861 n. Chr.

Kurek, E. (2012): Polish-Jewish Relations 1939-1945. Page 80. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

“Oh! Ween om hen die langs Babels stromen weenden, wier heiligdommen verwoest zijn; wier land een droom is; ween om den harp van Juda’s gebroken schelp. Rouw, waar hun God woonde, wonen thans de goddelozen. En wanneer zal Israël hare bloedende voeten wassen? En wanneer zal Zions lied weder zoet zijn? En zal Juda’s melodie weder de harten verblijden, die voor zijn hemelse stem sprongen? Stammen des zwervende voets en vermoeide borsts. Hoe zalt gij wegvluchten en tot rust komen! De bosduif heeft haar nest, de vos zijn hol, de mensheid haar land – Israël rest het graf!

– George Gordon Byron, Engelse dichter. 1788 – 1824 n. Chr.

Byron, G.G.N. (1815): Hebrew Melodies. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

(OPGELET: Schopenhauer was tevens een beruchte Jodenhater)

[Het] kleine Joodse volk, dat, (...) binnenkort sinds tweeduizend jaar geleden uit zijnen woonplaats verdreven werd, nog immer voortbestaat en zonder thuis ronddwaalt; terwijl zo veel grote en glorierijke volkeren, naast welke zulk een jammerlijk volkje niet eens noemenswaardig is, Assyriërs, Meden, Perzen, Feniciërs, Egyptenaren, Etrusken, etc. de eeuwige rust ingegaan en ganselijk verdwenen zijn. (...) Zo is vandaag nog deze gens extorris, deze Jan zonder Land onder de volkeren, over den gansen aardbodem te vinden, nergens thuis en nergens vreemd, handhaaft daarbij met ongekende hardnekkigheid zijne nationaliteit, ja, zou, indachtig Abrahams, die in Kanaän als een vreemdeling woonde, maar geleidelijk, gelijk zijn God hem beloofd had, heer des ganse lands wierd, - ook gaarne ergens daadwerkelijk voet aan wal zetten en wortel schieten willen, om ergens weder een land te bezitten, zonder hetwelk een volk ten slotte een bal in de lucht is.

– Arthur Schopenhauer, Pruisische/Duitse filosoof. 1788 – 1860 n. Chr.

Schopenhauer, A. (1860): Sämmtliche Werke in fünf Bänden. Pagina 283. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].


Zulk een land, nogmaals met een nieuwe Joodse natie bevolkt, door verstandige handen verbouwd en bewaterd, door een tropische zon bevrucht, van zichzelf alle planten die nuttig en luxueus zijn voortbrengende, van de suikerriet en de banaan tot de wijnstok en het graan der gematigde klimaten, tot de ceder en de den der Alpen; – zulk een land, zo zeg ik u, zou heden ten dage nog het land van belofte zijn, indien deze door de voorziening weer van een volk n door de politiek van rust en vrijheid voorzien worden zoude.”

– Alphonse de Lamartine, Franse dichter en politicus. 1790 – 1869 n. Chr.

Lamartine, A. de (1839): Sämmtliche werke Volume 2. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

“Ik zag duidelijk den aard en omvang van Gods toezegging aan Abraham uit het tussen hen gesloten verbond en ben tot de overtuiging gekomen, dat hun nationale herstel een geopenbaarde waarheid was, en dat de ​Kerk nimmer op aarde zegevieren zal, zonder dat de Joden, als Joden, een zeer prominente rol spelen.”

– Charlotte Elizabeth Tonna, Engelse feministische auteur. 1790 – 1846 n. Chr.

Elizabeth, C. (1847): The Works of Charlotte Elizabeth. Personal recollections. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

Israëlieten, uw verhaal is, van het ene eind tot het andere, niets anders dan de in de invaliditeit der menselijke natuur geopenbaarde almacht Gods. (...) Israël zegt toe, de stem des Heren God te gehoorzamen en zich aan Zijne wet te houden; en God verplicht zich Zijnerzijds tot de bescherming van Israël en tot de overwinning Israëls op al zijne vijanden. (...) U, volk van Israël, behoorde de taak toe, om alle volkeren der wereld tot wetenschap en gehoorzaamheid aan den waren God aan te sporen.”

– Abram-François Pétavel, Zwitserse pastoor en auteur. 1791 – 1870 n. Chr.

[Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

“Een natie, wanneer deze tot geboorte wordt gebracht, kan in een enkele dag geboren zijn. Griekenland wierd den Grieken geschonken; en moge in de zoektocht naar een overheid voor Syrië, geen verbond van koningen zich, omwille der wereldvrede, erover ontfermen om - indien zij dit hun recht achten - Judea den Joden te schenken?”

– Alexander Keith, predikant van de Kerk van Schotland. 1792 – 1880 n. Chr.

Keith, A. (1844): The Land of Israel. Page 376. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

"Vult de verlaten steden en velden van Palestina aan met het bedrijvige volk, wiens warmste genegenheid in haar bodem geworteld is. (...) Het zou mij waarlijk behagen, om in Palestina een sterke wacht van Joden te aanschouwen, dat in bloeiende landbouwnederzettingen gesticht is en bereid is, om zichzelf op de bergen Israëls tegen alle aanvallers staande te houden. Ik kan mij in dit leven niets glorierijkers toewensen, dan om er een aandeel in te mogen hebben, hun daarbij te helpen."

– George Gawler, Britse gouverneur van Zuid-Australië. 1795 – 1869 n. Chr.

Hyamson, A.M. (1918): Restoration of Jews to Palestine. Page 143. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

Gawler, G. (1860) in: Sokolow, N. (1919): History of Zionism. 1600-1918. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

"[Ik wijs] de knechting en onderdrukking die [de Joden] zo lang tot stof vermaald heeft [af en roep ertoe op om] hen tot een rang ener eervolle reputatie onder de volkeren der aarde te verheffen [door hen naar Palestina terug te brengen]."

– George Bush, Amerikaanse bijbelgeleerde en abolitionist. 1796 – 1859 n. Chr.

Bush, G. (1844): The Valley of Vision. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

​“Ik zou niet willen dat de Joden Polen verlaten, want, gelijk de Unie tussen Polen en Litouwen, in afkomst en religie verscheiden, onze Poolse staat tot zijne grootsheid en gelukzaligheid had gebracht, zo ben ik er ook zeker van dat de unie tussen Polen en Israël ons van onze spirituele en morele kracht zal verzekeren. (…) Zonder de bevrijding der Joden en de ontwikkeling hunner geest is Polen niet in staat tot groei. (…) Israël, onzen ouderen broeder, [wens ik toe:] eerbied, broederschap, hulp op den weg naar zijne eeuwige en tijdelijke weelde: gelijke rechten in alles!

​– Adam Mickiewicz, Poolse dichter, uitgever en dramaturg. 1798 – 1855 n. Chr.

Rappaport, S. (1980): Jew and Gentile. The Philo-Semitic Aspect. Page 182. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

Ik heb de Joden lief. Ik liet mij nooit de kans ontglippen om terug te denken aan hunne martelaarsdoden, hunne familiedeugden, de bewonderenswaardige talenten die zij in onzen tijd vertoond hebben. Hoe kan een mens om het lot dezes volk, om de auteurs der christelijke wereld, zo zeer vervolgd en mishandeld door de christenen, onbekommerd blijven. (…) Laten wij dit geduldige volk, dat de zoveel eeuwen lang zo hard door de wereld is geslagen en dat, in onze dagen, zoveel heeft geleden in Rusland, eerbiedigen. Laten wij het getrouwe volk respecteren, waarvan de antieke godsdienst het type bewaart, waarvan de mensheid afweek en waarnaar wij terugkeren, het familiepontificaat, waarnaar de toekomst zich buigt. Laten we de levendige energie respecteren, waaruit het morgenlandse ras zoveel onvoorziene talenten, zoveel hoogbegaafden en vakkundigen in alle kunsten heeft verwekt.

​– Jules Michelet, Franse historicus. 1798 – 1874 n. Chr.

Michelet, J. (1864): The Bible of Humanity. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Een arbeidzaam volk waren de Joden immer. Zolang zij een eigen staat vormden, waren akkerbouw, tuinbouw en handwerk hun voornaamste bezigheden. In hun handen was Palestina één der best bebouwde en vruchtbaarste landen der aarde geworden. De Mozaïsche wet was dan ook op de bodemcultuur, op de bevordering van graan-, wijn- en olijfolieaanbouw gericht. Ook in de eerste eeuwen na Christus en na de verstrooiing des volks, bleef dit zijn oude zeden trouw. Josephus roemt nog ten tijde van de aanvang der tweede eeuw de vlijt zijner volksgenoten in het handwerk en de akkerbouw.”

- Ignaz von Döllinger, Frankische/Duitse katholieke theoloog. 1799 - 1890 n. Chr.

Schirmer, W. (1891): Ahasver. Ein Mahnruf in der Judenfrage. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

“Israël is immer het volk Gods [en] kan niet ophouden om het volk Gods te zijn. (…) De Joden zijn het gebruikelijke onderwerp der gedachten Gods; daar zij, al kan Hij hen op dit moment ​niet herkennen, daar zij zich onder Zijn tuchtigende hand bevinden, immer nog zijn volk zijn..."

– John Nelson Darby, Anglo-Ierse bijbelleraar. 1800 – 1882 n. Chr.

Wilkinson, P. R. (2009): John Nelson Darby and His Views on Israel. Pages 84-99. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

In de kindertijd der beschaving, toen ons eiland nog woest gelijk Nieuw-Guinea was, toen letteren en kunstwerken Athene nog onbekend waren, toen er nauwelijks een hut met strodak op wat naderhand de ligging van Rome zou zijn stond, had dit verachtte volk reeds zijn omheinde steden, zijn schitterende Tempel, zijn koopvaardijvloten, zijn geestelijke leerscholen, zijn grote staatslieden en soldaten, zijn natuurfilosofen, zijn geschiedkundigen en zijn dichters."

– Sir Thomas B. Macaulay, Schotse/Britse parlementariër (Conservative). 1800 – 1859 n. Chr.

Macaulay, T.B. (1882): Miscellaneous Writings and Speeches of Lord Macaulay. Page 544-550. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Groot-Syrië is een land zonder natie dat een natie zonder land behoeft… bestaat er zulk een ding? Gewis bestaat dit: de oude en rechtmatige heren dezes bodem, de Joden! Deze uitgestrekte en vruchtbare streken zullen binnenkort zonder heerser zijn en zonder bekende en erkende macht om de heerschappij erover op te eisen. Het gebied moet aan iemand toegewezen worden… Er is een land zonder natie; en nu wijst God, in Zijn wijsheid en barmhartigheid, ons een natie zonder land aan. (...) Er is een ongebroken identiteit des Joodse rassen en verstands; maar de grote wederopleving kan slechts in het Heilige Land plaatsvinden."

– Sir Anthony Ashley Cooper, Engelse/Britse parlementariër (Conservative). 1801 – 1885 n. Chr.

Scult, M. (1978): Millennial Expectations and Jewish Liberties. Page 91. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].  

“Deze lange passieve verdediging, temidden van zoveel calamiteiten, is wellicht hetgene wat ik in de geschiedenis der laatste dagen des Joodse nationale staats het meeste bewonder. Ik zie erin iets glorierijkers en ingewikkelders dan te sterven in de strijd… Bijna alle volkeren weten hoe je heldhaftig sterft tijdens een crisis. Maar stap voor stap over een periode tweeër eeuwen weerstand bieden, gelijk de Joden dat deden, zonder tot het uiterste eens opstands over te gaan, zich tegen dan wel geweld dan wel verleiding verzetten, zich noch door de dreigementen van Caligula laten neerslaan  noch door de pracht van Herodus– die probeerde de tempels, circussen en kunsten van Griekenland in Judea te introduceren – laten verleiden, het voorbeeld ener zwichtende wereld voor ogen hebben en zelf niet zwichten, dát is het hoogtepunt van nationaal heldendom!”

​– Ustazade Silvestre de Sacy, Franse journalist en politicus. 1801 – 1879 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables.​ Page 81. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].  

“In de pantheïstische religies bestaat er slechts een eeuwig heden. De generaties verwarren zich met elkaar in plaats van elkaar op te volgen. Wat kan men in zulke maatschappijen van de toekomst verwachten? Waarom zou men zich tot de toekomst wenden of er angst voor hebben? Is God niet geketend door het lot en de mens door de kaste? Waar is er hoop te midden van deze ketenen die geen Messias zal komen breken? 't Was uitsluitend onder de Hebreeën, dat het genie der toekomst werkelijk uitstraalde, daar hun God vrij is. Met hen houdt datgene wat geweest is op om de vaststaande regel voor datgene wat zal zijn te zijn. Vandaar het beeld van een volk dat een verfoeilijk heden afslaat en immer erbuiten leeft, in een poging om het onmogelijke te bereiken. (…) Zo zien wij in het Oosten de geboorte van een bevrijdingsbeweging die vooruitstreeft in zulk een mate gelijk die waarin het polytheïsme achteruitgaat. Naar de Wet van Mozes kon een Hebreeër niet langer dan zes jaren van zijn vrijheid beroofd worden, wat aan een daad der ware emancipatie gelijkstond. (…) De geest der gelijkheid was in de Wet geworteld, ook al werkte het voorbeeld der rest des Morgenlands de precieze omzetting van dien in de praktijk tegen.

​– Edgar Quinet, Franse historicus en intellectueel. 1803 – 1875 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables.​ Page 109. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].  

“Hoe uitstekend het Hebreeuwse type behouden is! Vers van opgravingen in het vaderland Abrahams, voegen wij (…) een deel van een kolossaal hoofd uit Koejoendjik toe. (…) En immer nog, na 2500 jaar, is dit type zo onuitwisbaar dat elke inwoner van Movile in dit Chaldeeuwse beeltenis het facsimileportret eender der meest prominente inwoners hunner stad herkent. (…) Het aantal Joden dat nu op de wereld bestaat wordt geschat (…) op drie tot vijf miljoen. In alle klimaten en landen worden zij als een enkel ras erkend. (…) In gehoorzaamheid aan een organische wet van het dierenleven hebben zij onveranderd dezelfde kenmerken behouden waarmee de Almachtige de eerste Hebreeuwse stelletjes had bestempeld.”

– Josiah Clark Nott, Amerikaanse geneeskundige. 1804 – 1873 n. Chr.

Nott, J.C. (1860): Types of Mankind. Chapter IV. Page 116. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].  

""Een der belangrijkste punten des geloofs der Kerk is de vergadering Israëls, die vreugdevolle tijd wanneer God hun een zuivere taal geven zal en de aarde met heilige kennis gevuld zijn zal, gelijk de wateren de grote diepte bedekken."

– Joseph Smith, Amerikaanse profeet van het mormonisme. 1805 – 1844  n. Chr.

Kraut, O. (1992): Holy Priesthood. Volume 2. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].  

“[De Jood] is een vriend der verlichting, der mensheid, des vooruitgangs, der verdraagzaamheid, aller parolen der religieuze vrijzinnigheid.”

– Karl Rosenkranz, Saksische/Duitse filosoof en pedagoog. 1805 – 1879 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables.​ Page 398. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].  

Er is geen volk in de wereld dat een zo zeer in het oog springend voorbeeld van hardnekkige vastberadenheid en onverwoestbare trouw aan het geloof afgegeven heeft als het Joodse volk; er is geen natie die een zo machtige religieuze invloed op de mensheid heeft uitgeoefend als Israël. Hun Bijbel met Genesis en de Psalmen is verreweg het meest grootse boek onder de heilige boeken der naties en zij is het, wat het Joodse volk tot ‘volk Gods’ maakt. (…) De Joden moeten simpelweg met behoud van hun geloof, dat meer dan drie millennia oud is en waarbinnen zelfs deze lange tijdsperiode geen aanzienlijke verandering heeft kunnen teweegbrengen, voor altijd datgene blijven wat zij thans zijn. Ze zijn een onvergelijkbaar model dat door de menselijke geest gemist zou worden; en deze verdwijning van het Joodse geloof zou thans des te treuriger zijn, nu het Godsidee, op zijn minst tijdelijk, in vele geesten die zich verlicht en geleerd dunken, tot de verdwijning afgezwakt is.” 

– Jules Barthélemy-Saint-Hilaire, Franse filosoof en politicus. 1805 – 1895 n. Chr.

Rothschild, M. v. (1901): Briefe berühmter christlicher Zeitgenossen über die Judenfrage​. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

Het land is in aanzienlijke mate zonder bewoners en het heeft derhalve de grootste behoefte aan een een bevolking. (…) Zo’n volk kan allicht in de Joden aangetroffen worden; want hun liefde is aan dit land toegewijd: en ​zij stellen zich onwelwillend op om zich aan welk Europees koningshuis dan ook te laten onderwerpen…"

– James Finn, Britse consul te Jeruzalem. 1806 – 1872 n. Chr.

Gottheil, F.M. (1797): The Population of Palestina circa 1875. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

De Joden waren gelijk de Grieken, in plaats van gelijk andere Aziaten stil te staan, het vooruitstrevendste volk der oudheid en vormden, tezamen met hen, het startpunt en de voornaamste voortstuwer der moderne beschaving.

​– John Stuart Mill, Engelse filosoof en econoom. 1806 – 1873 n. Chr.

Mill, J.S. (1861): Representative Government. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

De tekenen der verzameling der Joden zijn gedurende het afgelopen [jaar] zeer prominent geweest. De overheden der wereld zijn er in zekere zin toe bewogen om dat volk te begunstien. En indien ik mijn ogen richt tot Zion, kan ik zien dat de Heer haar begunstigt. (…) O Heer, bespoedigt toch de vergadering des verdrevene Israëls en des verstrooide Judeas.

– Wilford Woodruff, Amerikaanse mormoonse apostel. 1807 – 1898 n. Chr.

Woodruff, W. (1873-1880): Wilford Woodruff’s Journal. Page 397. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

De stonde der bevrijding Israëls nadert spoedig, wanneer de Joodse natie weer haar plaats zal innemen onder de wereldmachten. (…) Ja, vrienden, er heeft een Joods volk bestaan, bekend om zijn onderwijs en oorlogsroem. Moge de stonde der bevrijding Israëls nabij zijn! Moge de nadering der westerse beschaving dit heerlijke land de aanvang zijner wederopbouw en politieke heropleving brengen. Moge de Joodse natie haar plaats en positie onder de volkeren der wereld wederbekomen. De afstammelingen der Makkabeeërs zullen bewijzen, zich hun befaamde voorouders waardig te zijn.

– Charles Henry Churchill, Engelse officier en diplomaat. 1807 – 1869 n. Chr.

Kobler, F. (1856): The Vision Was There. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Nimmer, te gener tijd, heeft een natie zoveel geleden, zich zo dapper en zo volledig in 's doods armen geworpen om aan de meest schrijnende der tegenslagen, invasie en onderdrukking door de brute macht van vreemde legers te ontsnappen. Alle eer behoort toe aan die glansvolle martelaars van het Joods patriotisme, die voor het recht op overdracht der herinnering aan het glorierijkste verzet dat de zwakke partij ooit tegen de verschrikkingen der verovering heeft kunnen bieden aan hun nabestaanden, met hun bloed moesten bekopen.”

– Félicien de Saulcy, Franse archeoloog en numismaat. 1807 – 1880 n. Chr.

Saulcy, F. de (1866): Last Days of Jerusalem.  [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“De Joden, die het land ooit bezaten, hebben hun hoop voor de toekomst huns land niet opgegeven. Vroeger bad men om Jeruzalem en Zion en hoopte men op de Verlosser, die het land zou bevrijden en weer zou laten bloeien. Vandaag de dag wordt in Joodse kringen voor Palestina niet meer alleen om gebeden, vandaag de dag wordt er voor het land der vaderen ook werk verricht. En deze wijziging hunner houding is volbracht door het Zionisme.”

– David Friedrich Strauss, Württembergse/Duitse theoloog. 1808 – 1874 n. Chr.

Strauss, D. (1908): Palästina. Das Interesse an Palästina. Seite 2. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].


"Hoe anders onthult zich de uithoudende levensvatbaarheid des Joodse stams. Geen ander ras ter wereld heeft zulke voortdurende en vreselijke vervolgingen zo zeer kunnen trotseren. En zelfs nu dringt de harde waarheid door, dat de Joden beter in staat zijn dan de leden van alle andere geslachten om in de verschillende klimaten te leven en te gedijen."

– Georg Friedrich Kolb, Paltsische/Duitse uitgever en politicus. 1808 – 1884 n. Chr.

Trietsch, D. & Winz, Leo (1901): Ost und West. Erster Jahrgang. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

"Men ziet nog (…) in Litouwen en de Oekraïne onder de mannen eerwaardige Abrahamsgezichten, of Jozefs- en apostelsgelaten, en onder de vrouwen ziet men Rachels en Judiths, zoals een schilder zich hen niet mooier, uitdrukkingsvoller en oosterser kan wensen. (…) De schoonheid der Joodse vrouwen alsook het talent der mannen heeft vaak tot invloed en welvaart geleid.”

– Johann Georg Kohl, Bremense/Duitse reisauteur. 1808 – 1878 n. Chr.

Kohl, J.G. (1868): Die Völker Europas. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

"[De wederkeer der vervolgde Joden naar hun nationale thuisland in Palestina] is een edele droom en een, die door vele Amerikanen gedeeld wordt. Mijn chiropodist is een Jood en heeft mij zo dikwijls op de been geholpen, dat ik er geen bezwaar tegen hebben zou, om zijn volksgenoten een handje te helpen."

– Abraham Lincoln, president van de Verenigde Staten van Amerika. 1809 – 1865 n. Chr.

Sarna, J.D. & Shapell, B. (2015): Lincoln and the Jews. Page 140. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Als in de natuur het principe heilig is, dat elk volk, elk levend wezen recht heeft op zijn aandeel des lands, op slechts één kamer te dezer aarde; zullen er zeker geen mensen zijn, zal er geen regering zijn, zal er geen enkel individu zijn, dat de Joden het recht op eigendommen of voorrecht in Palestina kan ontzeggen, het land dat zij nooit moreel of politiek verloochend; zelfs nog nooit persoonlijk en materieel verlaten hebben. Dus elke machtige, gulle, filantropische regering moet de mensheid helpen, deze oude vlek weg te wassen en een volk, dat vele titels van rechtvaardigheid en verdienste verzameld heeft, terugbrengen naar de kamer zijner vaderen. (...) Komt samen vanuit alle hoeken der aarde, want het is tijd om de kamer uwer vaderen te rehabiliteren.

​– Benedetto Musolino, Napolitaans/Italiaans senaatslid. 1809 – 1885 n. Chr.

Musolino, B. (1851): Gerusalemme ed il popolo ebreo. Page 9-11. [Vanuit het Italiaans vertaald door C. Nooij.]. 

Ofschoon de spirituele geschiedenis dezes volks niet gans bekend is, zijn er voldoende monumenten en fragmenten aanwezig, om ons ervan te overtuigen, dat de Joodse geest net zo actief is als hardnekkig, net zo intelligent als eigenwillig, net zo soepel als vastberaden. De boeken der Heilige Schrift nemen zijn geloof maar niet zijne gedachten in; stevig en onbeweeglijk in zijne verbondenheid met de leren zijner vaderen, verklaart en ontwikkelt de Jood deze leerstellingen tot op zekere hoogte. De progressieve variaties des Bijbels, de werken van individuele meditatie, zoals het Boek der Wijsheid van Jezus Sirach, de schriften van Aristobulos en vooral die van Philo, de Kabbala en de Talmoed, zijn het doorslaggevende bewijs voor de Joodse speculatieve activiteit. Zonder twijfel belast de hiërarchie in Judea het verstand, maar deze legt dit niet stil, gelijk in andere landen des Morgenlands wel het geval is.”

​– Étienne Vacherot, Franse filosoof. 1809 – 1897 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables.​ Page 80. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“De Joden hebben den land veel profijt gebracht en der welvaart der vooroorlogse jaren een waardevolle bijdrage geleverd, een grote rol spelende in de ontwikkeling Hongarije's tot een modernen staat.”

– György Apponyi, kanselier van Hongarije. 1808 – 1899 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables.​ Page 419. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

Ik heb de Joden lief en het is mijn wens dat zij zich naar hunne overlevering ontwikkelen zullen. Er is geen ras, geen geloof, dat zulk een traditie bezit, als dat der profeten."

– François Laurent, Luxemburgse historicus. 1810 – 1887 n. Chr.

Rothschild, M. v. (1901): Briefe berühmter christlicher Zeitgenossen über die Judenfrage​. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

“Ontkent iemand dat de Joden ook maar één der door God gegeven talenten die het mensenras sieren bezitten? Legt hun geschiedenis, waarvan de studie tot een plicht geworden is onder alle volkeren, geen getuigenis der voortreffelijkheid hunner natie af? (…) Wie dergenen die met de jongere generatie van opgeleide Joden vertrouwd zijn, weigert hunnen buitengewonen ijver voor academische doeleinden en hun vermogen tot de studie van talen, wiskunde of natuurwetenschappen te erkennen?”

– Nikolay Pirogov, Russische uitvinder van de veldchirurgie. 1810 – 1881 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables.​ Page 400. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

De afname van het supranaturalisme in het Avondland werd in hoge mate versneld door Joodse artsen… (…) In de elfde eeuw waren bijna alle artsen in Europa Joden. (…) Ofschoon (…) zij in ballingschap gedreven waren, hadden deze vreemdelingen hun lot volbracht. Ze hadden stiekem hunne ideeën in Frankrijk achtergelaten. Ze hadden de lichtgelovigheid der hogere klassen in Europa ondermijnd en hen geleerd om van het bovennatuurlijke af te keren.”

– John William Draper, Amerikaanse historicus, arts en filosoof. 1811 – 1882 n. Chr.

Draper, J.W. (1864): History of the Intellectual Development of Europe. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

​"Palestina, thans weliswaar verlaten en troosteloos, behoeft slechts een actieve en vlijtige bevolking, zo talrijk zijn de natuurlijke voordelen van bodem en klimaat, om zijne oorspronkelijke vruchtbaarheid te herstellen. (...) De voordelen die hieruit voor Engeland afgeleid worden kunnen, zijn zo groot, dat het bijna lijken zou, als ware het mijn daadwerkelijke doel, om mijn eigen land te begunstigen, in plaats van om de zaak eens verbodene en onschadelijke rassen te bevorderen; maar zo waar is het (...) dat de bescherming, die dezen volke geboden zou worden, vlug zegeningen met zich medebrengen zoude voor Engeland en gevoeld worden zoude in de erbarmelijke harten en huizen der arme fabrikanten van Manchester, Birmingham en Glasgow. (...) De heroprichting der Joodse natie in Palestina als beschermde staat, onder de voogdij Groot-Brittannië's (...) zou met politieke voordelen van onberekenbaar belang voor Groot-Brittannië gepaard gaan."

– Edward Ledwich Mitford, Engelse auteur. 1811 – 1912 n. Chr.

Hyamson, A.M. (1918): Restoration of Jews to Palestine. Page 143. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

​"De Joodse natie, weliswaar onder een wolk, zal uiteindelijk weder haar oude gebied, dat overduidelijk al zo langen tijd op hen wacht, innemen. De profetieën zijn zonneklaar op twee punten: dat de Joden Palestina weer in bezit nemen en, inderdaad, van Libanon tot aan de Eufraat heersen zullen; en dat deze gebeurtenis de eerste uit een grote reeks veranderingen zijn zal, die tot een enorme verbetering der omstandigheden voor de arme, lijdende mensheid, en voor de schepping in het algemeen, zal leiden. (...) Wat de Joden ook zouden mogen gedaan hebben, mogen de Joden doen. Zij zijn het volk van vernuft; en vernuft wordt niet door de natuur beperkt, maar door wilskracht, door gewoonte of door toeval. Waarin hebben deze mensen gefaald?Krijgers, schrijvers, bouwers, handelaren, wetgevers, veehouders; en in alles de allerbesten! In dat opzicht herhaalt zich de geschiedenis. Ze zullen groots zijn in de kunsten des vredes en des oorlogs, en hunne vijanden smelten voor hun aangezicht weg gelijk sneeuw van een dijk. Mochten ze om de hulp ener andere natie verlegen zitten, zo zal de natie die hun hulp aanbiedt gezegend zijn; en de natie die hen vervolgt zal op een of andere wijze tot een voorbeeld worden gemaakt. Dus, indien de recente wandaden de Joodse leiders doen besluiten om Palestina vanuit Rusland te koloniseren, zo laat ons hun vrijelijk schepen, zeelui, geld - wat er ook van ons gevraagd worde - aanbieden. Het zal een betere nationale investering zijn dan Egyptische, Braziliaanse of Peruaanse obligaties."

– Charles Reade, Engelse romanschrijver en dramaturg. 1814 – 1884 n. Chr.

THE PROPHETIC ASPECT OF THE JEWISH PERSECUTION. July 1882. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

"Ik ben geen vijand der Joden, en indien zij mijn vijanden zijn zouden, vergeef ik hen. Ik heb ze onder omstandigheden zelfs lief. Ik gun hen ook alle rechten, afgezien van het recht om in een christelijken staat gezaghebbende ambten te bekleden. (…) Hun vaderland is Zion, Jeruzalem. (…) Ze [hebben] ook hunne deugden: eerbied voor de ouders, echtelijke trouw en liefdadigheid worden aan hen toegeschreven."

– Otto von Bismarck, premier van Pruisen en rijkskanselier van Duitsland. 1815 – 1898 n. Chr.

Rede vor dem vereinigten preußischen Landtag vom 15. Juni 1847. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

Busch, M. (1878): Graf Bismarck und seine Leute während des Kriegs mit Frankreich. Seite 199. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

“Hoe zullen wij de unieke en buitengewone positie die het Joodse volk in de wereld inneemt verklaren? Hoe kan het zijn, dat dit unieke ras, in tegenstelling tot de Saksen, en Denen, en Noormannen, en Vlamingen en Fransen, nog altijd alleen rondtrekt, ofschoon het als een scheepswrak op de zeeën des aardbols in stukken gebroken is, te midden der 1.500 miljoen inwoners der wereld? Na verloop van 1.800 jaren is het noch vernietigd, noch verpletterd, noch verdampt, noch met andere volkeren vermengd, noch uit het zicht verloren. In tegendeel, het is vandaag de dag nog even afzonderlijk en onderscheiden als het was, toen te Rome de Titusboog gebouwd werd.”

– John Charles Ryle, Engelse predikant. 1816 – 1900 n. Chr.

Ryle, J.C. (1867): Are you ready for the End of Time? [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

En wat voor volk waren deze Joden, de bewoners dezes ellendige hoekjes op de aarde? Ik herhaal, het was een volk dat, toen het met de wapenen in de hand den erenaam ener onafhankelijke natie verloor, der wereld van bijna net zo vele geleerden als handelaren voorzag.”

– Arthur de Gobineau, Franse aristocraat en auteur. 1816 – 1882 n. Chr.

Gobineau, A. de (1856): The Moral and Intellectual Diversity of Races. Page 210.​ [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

De Joden waren de pioniers in den strijd voor de Braziliaanse onafhankelijkheid. Hunne waardevolle bijdrage, hunne hardnekkigheid als ‘gekozen volk’, als vervolgd volk, gold als fundament waarop de hoop op bevrijding van het jok des moederlands berustte.”

– Francisco Adolfo de Varnhagen, Braziliaanse diplomaat en historicus. 1816 – 1878 n. Chr.

Source unknown. 

"Op onverwachte en diep beschamende wijze wordt thans en op verschillende plaatsen, met name in de grote steden des Duitse Rijks, den rassenhaat en het fanatisme der Middeleeuwen nieuw leven ingeblazen en tegen onze Joodse medeburgers gericht. Vergeten wordt, dat velen derzelfden met hunne vlijt en begaafdheid in de nijverheid en den handel, in de kunst en de wetenschappen, den vaderland nut en eer gebracht hebben."

– Theodor Mommsen, Oost-Friese/Duitse historicus. 1817 – 1903 n. Chr.

Erklärung der 75 Persönlichkeiten des öffentlichen Lebens gegen den Antisemitismus (12. November 1880. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

"Wijsheid in overvloede is onder ons voorhanden, om een nieuwen Joodsen staat op te richten, groot, simpel, gerechtig, gelijk den ouden, een republiek in welke gelijkheid van bescherming voor eenieder heerst, een gelijkheid die als een ster op het voorhoofd [dezer] oude gemeenschap glansde en daaraan onder de despotische regeringen des Oostens een nog helderderen glans verleende dan de vrijheid des Westens deed. Dan zal [dit] ras over een organischen middelpunt beschikken, een hart en een brein waarmede het kan waken en leiden en volbrengen; de beledigde Jood zal in het gerechtshof der natiën een verdediging genieten, gelijk de beledigde Engelsman in Amerika. En de wereld zal er voordeel uithalen, gelijk Israël dat zelf doet. Want er zal zich in de voorhoede des Oostens een gemeenschap, die de cultuur en sympathieën van elke grote natie in zijn boezem draagt, bevinden: er zal een land zijn, dat alle vijandigheden als stopplaats dient, een neutralen bodem voor het Oosten zijn zal, gelijk België voor het Westen is."

– Mary Anne Evans (George Eliot), Engelse schrijfster en journalist. 1819 – 1880 n. Chr.

Eliot, G. (1876): Daniel Deronda. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

(OPGELET: Wilhelm Marr was een beruchte antisemiet, sterker noch: hij bedacht de term)

"Een ganse Semitische volksstam wordt uit zijn thuisland Palestina herhaalde malen gewelddadig losgereten, in de gevangenschap gevoerd en ten slotte ‘verstrooid’. (…) De Joden zijn zodoende niet als veroveraars met het zwaard tot ons gekomen. Ze werden door de Romeinen als politieke gevangenen in de avondlandse wereld ‘geïnterneerd’. (…) Niets natuurlijker dan dat zij met hun aangeboren talent der sluwheid en geslepenheid, als ‘gevangen’ een staat binnen den staat, een maatschappij binnen de maatschappij vormden. (…) Het laat zich zeker niet loochenen, dat de abstracte, op geld gerichte en steggelende geest der Joden aan het opbloeien des handels en der industrie in Duitsland veel bijgedragen heeft. (…) In dit verwarde, lompe Germaanse element drong het gladde, listige, elastische Jodendom binnen; met zijne ganse realistische begaafdheid intellectueel, d.w.z. wat de intelligentie der scherpzinnigheid betreft, uitermate geschikt.”

– Wilhelm Marr, Saksische/Duitse opruier en uitgever. 1819 – 1904 n. Chr.

Marr, W. (1879): Der Sieg Des Judenthums Ueber Das Germanenthum. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

“'t Was zaterdag. Wat al joden op zo'n dag! En wat ze vrolijk en kleurig gekleed zijn! Nog nu zie ik dat met zo veel genoegen. De joodse opschik op de sabbat heeft mij altijd meer aangetrokken dan die koude, dorre gereformeerdheid. Als ik God was, zou ik een profeet zenden met de boodschap dat ik veel hield van lucht, licht, leven, kleuren... en dat ik vermaak schiep in vrolijkheid. 't Denkbeeld is mij niet vreemd, dat de joden uitverkoren zijn, omdat zij hielden van wat opschik.

– Eduard Douwes Dekker (Multatuli), Nederlandse antikoloniale auteur. 1820 – 1887 n. Chr.

Multatuli (1951): Volledige werken. Deel 2. Brief aan Tine.

"Zolang als de wereld bestaan blijft, zullen al diegenen die wensen, in rechtvaardigheid vooruitgang te boeken, voor inspiratie tot Israël komen, want dit is het volk, dat het gloeiendste en sterkste besef van rechtvaardigheid had.”

– Matthew Arnold, Engelse dichter. 1822 – 1888 n. Chr.
Arnold, M. (2013): Delphi Complete Poetical Works of Matthew Arnold.  [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Geen natie heeft zich tot op dezen dag als natie in Palestina vestigen kunnen, geen nationale bond en geen nationale geest heeft daar gezegevierd. De losbandige, verarmde stammen, die het bezet houden, hebben het slechts als kortetermijnpachters, tijdelijke landheren, bewoond, klaarblijkelijk in afwachting van diegenen, die op de permanente bezitting des bodems recht hebben."

– John William Dawson, Canadese aardrijkskundige. 1820 – 1899 n. Chr.

Dawson, J.W. (1888): Modern science in Bible lands. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Het oudste kosmopolitische volk der aarde is het Hebreeuwse. Zijn raadselachtige daad, lang voor Socrates, Seneca en Epictetus, voor Alexander, Paulus en Marcus Aurelius, was de ontdekking der eenheid des fysieke en morele kosmos, of met één woord van het monotheïsme. De Mozaïsche Genesis heeft het hoogste metafysische begrip des mensen opgesteld, namelijk dat hij het evenbeeld Gods of de zoon Gods zij. Alle mensen maken bijgevolg, naar de Joodse scheppingsmythe, van deze evenbeeldelijkheid deel uit en daaruit vloeit de erkenning der menselijke waardigheid in het algemeen, zoals de gelijkheid en broederlijkheid aller nakomelingen Adam, voort."

– Ferdinand Gregorovius, Pruisische/Duitse auteur en historicus. 1821 – 1891 n. Chr.

Rothschild, M. v. (1901): Briefe berühmter christlicher Zeitgenossen über die Judenfrage​. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

Hun religie [d.w.z. die van de Joden] behoort zonder enigen twijfel tot de verhevenste en puurste religies ter wereld en hun ras is naar mijne mening het intelligentste en actiefste onder alle rassen op aarde. Het zal de heerser dezer wereld zijn en het zal het verdiend hebben."

– Émile de Laveleye, Belgische econoom. 1822 – 1892 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables.​ Page 461.​ [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Ik heb reeds enkele malen in mijn blad enen standpunt ingenomen over het Zionisme en mij met vastberadenheid ervoor ingezet, dat het tot een Joodse restauratie in Palestina kome. De christelijke vrienden des Jodenvolks zouden zich van harte over zijne ontwikkeling verheugen.

– Joseph Medill, Canadees-Amerikaanse burgemeester van Chicago. 1823 – 1899 n. Chr.

Correspondenzen. Amerika. In: Die Welt. Nummer 17. Jahrgang 3. 28. April 1899. Page 11. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

“Door hunnen moed, hunne energie en hun heldendom, hielden deze mensen [de leiders des Hebreeuwse volks] nooit op, om den nageslacht met bewondering te doordrenken. Ze zijn gene voorbeelden, die grote helden en staatsmannen altijd in oog hielden. Ze hebben de glorierijke esthetische scheppingen geïnspireerd waarmede de mensheid vol trots pralen kan.”

​– Pierre Laffitte, Franse filosoof en historicus. 1823 – 1903 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables.​ Page 123. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"De geschiedenis der Joden bevat, gelijk de geschiedenis van ieder volk, donkere en heldere bladzijden, maar de standvastigheid des Joodse karakters, hun onvermoeibare vlijt, hunne intelligentie en hun uithoudingsvermogen hebben den Joden voor een lot, waaronder honderd andere stammen of volkeren gedurende zulke ongehoorde vervolgingen zouden zwichten, beschermd. (…) Daarentegen werden zij, toen zij na de verwoesting Jeruzalems over de ganse wereld verstrooid raakten, dankzij hunnen beweeglijken handelsgeest en hunne economische genialiteit, tot een der vruchtbaarste cultuurelementen in de ontwikkeling der volkeren.”

– Ludwig Büchner, Hessische/Duitse natuurkundige en filosoof. 1824 – 1899 n. Chr.

Rothschild, M. v. (1901): Briefe berühmter christlicher Zeitgenossen über die Judenfrage​. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

“Afgezien van den immensen dienst, die de Joden der wereld op het gebied van godsdienst bewezen, doordat zij de wereld tot het geloof in enen God bekeerden, kunnen wij niet ontkennen, dat zij ons ook den grootsten dienst bewezen op het gebied van wetenschap.”

​– Ernest Renan, Franse filosoof en historicus. 1823 – 1892 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables.​ Page 157. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].  

“[Wij hopen] dat de Armeense ambities zullen vervuld worden op hetzelfden tijdstip gelijk wanneer het Joodse volk de wederopbouw zijner nationaliteit en de vervulling zijner historische aanspraken op den bodem zijner vaderen bereikt.”

– Boghos Nubar Pasha, Armeense premier van Egypte. 1825 – 1899 n. Chr.

Sokolow, N. (1919): History of Zionism. 1600-1918. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“[Tijdens de Hongaarse onafhankelijkheidsoorlog] offerde het Hebreeuwse ras zijn eigen bloed, zichzelf en zijn eigen ziel op het altaar der bescherming der rechtsvrijheid op. Op die wijze handelde het Hebreeuwse ras, wat uniek is daar de Joden de enigen onder de miljoenen in ons thuisland waren, die geen gelijke burgerrechten genoten.”

​– Mór Jókai, Hongaarse dramaturg en romanschrijver. 1825 – 1904 n. Chr.

Herczl, M.Y. (1995): Christianity and the Holocaust of Hungarian Jewry. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].  

“[We ervaren] de diepe betekenis der geschiedenis Israëls, dat door zijne ervaringen en beproevingen tot een alsmaar diepere en zuiverdere voorstelling der godheid kwam. Als enigen onder de natiën der oudheid, beschikten de Joden over een geschiedenis, die ernaar streefde, om in aardse gebeurtenissen de wet der morele ordening des universums te herkennen.”

​– Oskar Peschel, Saksische/Duitse aardrijkskundige en anthropoloog. 1826 – 1875 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables.​ Page 57. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].  

De geschiedenis der Joden na de verwoesting des Joodse staats en de verstrooiing des Jodenvolks over de aarde, waren voor mij reeds in de vroegste jeugd een raatsel geweest en een wonder; met waarachtig huiveren hoorde ik als kind van de afgrijselijke Jodenvervolgingen der middeleeuwen, van de ontzettende rauwheid en barbarij, welke de christenen wegens onmogelijke, alleen den onnozelsten stompzin en den blindste vooroordeel geloofwaardige misdaden, aan Joden uitgevoerd hebben. Als ik nu zag, hoe mannen, in wien mijn jonge hart de edelste en dapperste voorvechters der vrijheid vereerde - een Börne, een Johann Jacoby - Joden waren, zo droeg zich die verering voor deze mannen onwillekeurig over op hun ras. Al was er hierin iets van dweperij herkenbaar, toch moest ook de rijpere kritiek der latere jaren zich voor het feit buigen, dat voor het welzijn en de vrijheid der mensen, voor kunst, literatuur, wetenschap door de Joden in verhouding tot hun aantal meer gepresteerd is, dan door welk ander volk dan ook. Ik verklaarde mij reeds vroeg deze verschijning met het feit, dat de door tweeduizendjarige onderdrukking verzwaarde 'kamp om het bestaan' de geestelijke vaardigheden der Joden buitengewoon verscherpt en de krachtigere geesten, die zich niet buigen, niet breken lieten, tot een revolutionairen kamp tegen onderdrukking en onrecht gedwongen zou hebben. (...) Wanneer den Joden de 'woeker' aangerekend wordt, dan schiet mij ook altijd te binnen, dat, terwijl mij in mijn leven vaak door Joden goeds en vriendelijks gedaan is, de enige woekeraar, dien ik ooit in handen gevallen ben en die mij menig angstvolle stonde bereid had, een goede christen was, een protestantse modelmens, die elken zondag tweemaal naar de kerk ging.

​– Wilhelm Liebknecht, Hessisch/Duits Rijksdagslid (SPD). 1826 – 1875 n. Chr.

Dr. Bloch's oesterreichische Wochenschrift 20 (1903) 5 (30.1.1903). Seite 70. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

“De hervestiging der Joden in Palestina zou met de beloften, die door de oude profeten gedaan zijn, in overeenstemming zijn. (…) Ik ben van den ernst des verlangens, dat de arme onderdrukte Israëliet jegens de heroprichting zijner natie in het land zijner vaderen, voelt, overtuigd.”

– William Holman Hunt, Engelse schilder. 1827 – 1910 n. Chr.

The Jewish Chronicle (1896): Mr. Holman Hunt on the Resettlement of Jews in Palestine.​ [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

Palestina [is] het land dat door God den glorieuzen volke, waarvan u de eer heeft, om een lid zijn te mogen, overgedragen werd. (…) Ik hoop ook dat gij mij met de namen en adressen van personen in Engeland, van wie gij gelooft dat zij met de morele en economische reconstitutie der aloude patrimonie der Hebreeën sympathiseren zullen, bekend maken zalt; daar ons werk, ondersteund door de grootste en meest aristocratische namen onder de christenen, niet te minder, of zelfs vooral, met de Israëlieten, wier rechten op Palestina alle andere overtreffen, sympathiseert.

– Henri Dunant, Zwitserse oprichter van het Rode Kruis. 1828 – 1910 n. Chr.

Sokolow, N. (1919): History of Zionism. 1600-1918. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

"De [Zionistische] beweging is van belang en vereist veel steun. Helaas hebben de overheden geen juist inzicht in deze zaak, maar dat zal zich met den tijd ontwikkelen.

– Frederik I, groothertog van Baden. 1826 – 1907 n. Chr.

Hoppe, H. (1904): Hervorragende Nichtjuden über den Zionismus. Eine Sammlung von Urteilen hervorragender Persönlichkeiten aller Länder. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij.]. 

De Joodse natie [is] de adel der mensheid. Hoe heeft zij zich ondanks alle barbarij van buitenaf zo afgezonderd en poëtisch kunnen handhaven?

– Henrik Ibsen, Noorse toneelschrijver en dichter. 1828 – 1906 n. Chr.

Ibsen, H. (2017): The Correspondence of Henrik Ibsen. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

"Het idee zelf is natuurlijk, fraai en rechtvaardig. Wie kan de rechten der Joden in Palestina bestrijden? Allemachtig, historisch gezien is dit daadwerkelijk uw land. Welk een geweldig spektakel zal het zijn wanneer een volk zo vindingrijk als de Joden wederom een onafhankelijke natie vormen zal, geëerd en zelfvoldaan, in staat om der behoeftige mensheid in het veld van zedenleer, gelijk in het verleden, hare bijdrage te leveren.""

– Yousef al-Khalidi, Arabische burgemeester van het Osmaanse Jeruzalem. 1829 – 1907 n. Chr.

Middle East Institute (1987): The Jerusalem Quarterly. Numbers 41-44. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

In het hedendaagse Jodendom steekt gelijktijdig: een buitengewone hardnekkigheid der sterkst denkbare overlevering, de trouwste toewijding aan het geloof der vaderen naast de koenste kritische onvoorwaardelijkheid bij de ontleding aller moderne dingen; gelijktijdig bovendien een kosmopolitischen geest, die een verbroedering tussen de Joden in Roemenië en de geloofsgenoten in New-York mogelijk maakt, naast een nationale verkleuring, middels welke de Jood in Galicië, Polen of Marokko zich onderscheidt van den Jood te Amsterdam, Brussel en Keulen, dus een kosmopolitisch rassenmoment op Israëlitischen historischen grondslag en een moderne vermenging met nationaalstatelijke factoren der huidigen tijd; gelijktijdig verder een economische grootmacht in de industriële berekening der productie en consumptie [en] in de beheersing der internationale geldmarkt op de aandelenbeurs.

– Franz von Holtzendorff, Brandenburgse/Duitse rechtsgeleerde. 1829 – 1889 n. Chr.

Rothschild, M. v. (1901): Briefe berühmter christlicher Zeitgenossen über die Judenfrage​. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

(OPGELET: Johannes van Kronstadt was tevens een beruchte Jodenhater)

De Mozaïsche leer toont zichzelf in al hare verhevenheid in de preek van mensen- en naastenliefde. Niets heeft zich dezer leer onthouden, wat in het hart der Joden liefde en medelijden tot zijnen medemens kon opwekken. Dat alleen al zou genoeg zijn moeten om de absurditeit der Bloedbeschuldiging te bewijzen.”

Johannes van Kronstadt, Russische mysticus. 1829 – 1908 n. Chr.

Der Wunderpriester Johann von Kronstadt. In: Israelitisches Familienblatt. Nr. 8 (21.2.1900). Seite 3. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

"Ik begrijp het volkomen, indien zich Joden, voornamelijk diegenen, die zich door de staat of door de samenleving onderdrukt voelen, bij de ambities van het Zionisme aansluiten en hopen middels de stichting eens eigen Joodse staatswezens op verlossing van menigerlei onstichtelijke situaties."

– Dagobert von Gerhardt, Silesian/German writer. 1831 – 1910 n. Chr.
Hoppe, H. (1904): Hervorragende Nichtjuden über den Zionismus. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

“De schoonste vrucht des Jodendoms is hunne voortdurende overgave aan liefdadigheid. Nooit ofte nimmer hebben mijne Joodse vrienden hunne handen dichtgedaan of hunne bijdrage beperkt wanneer ik mij voor humane doelen inzette; nooit hebben zij ons betalen laten voor wat wij hen aangedaan hebben. En ik ben ervan overtuigd geworden dat het bevel des goddelijke Meesters door hen in den fijnsten en zuiversten zin gevolgd is, het bevel dat bepaalt: ‘Hebt uw vijanden lief; zegent ze, die u vervloeken; doet wel dengenen, die u haten; en bidt voor degenen, die u geweld doen, en die u vervolgen.’ (Mattheüs 5:44)"

​– Ludwig Noiré, Paltsische/Duitse filosoof, leraar en geleerde. 1829 – 1889 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables.​ Page 61. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

(OPGELET: Gascoyne-Cecil was tevens een beruchte Jodenhater)

“De Joden hebben de vaardigheid om in Palestina een voorbeeldregiment op te richten en den handel van Klein-Azië tot een ongekend niveau te brengen. (…) In het ras, dat 2000-jarige druk doorstaan heeft, is voldoende energie en uithoudingsvermogen voorhanden, om de door het Zionisme gestelde doelen te volbrengen.”

– Duke Robert Gascoyne-Cecil of Salisbury, Engelse premier van het Verenigd Koninkrijk. 1830 – 1903 n. Chr.

Hoppe, H. (1904): Hervorragende Nichtjuden über den Zionismus. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

“Ik ben er steevast van overtuigd dat het Joodse volk, indien in het bezit van Palestina, gezien zijn ongewoonlijke talent en zijne verbluffende geestesenergie aldaar, waar ooit het bedrijvige leven der Feniciërs bruiste, een machtige en rijke staat stichten zal. En dat zal geschieden, daar geloof ik sterk in: het volk zal niet verloren gaan, dat onder de verschrikkelijke onderdrukking duizenden jaren lang zijn idealen te behouden wist.”

– Daniil Mordovtsev, Oekraïense historicus. 1830 – 1905 n. Chr.

Russische Schriftsteller über den Zionismus. In: Die Welt. Nummer 35. Jahrgang 6. 29. August 1902. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

"De Jood is dat heilige wezen, dat het eeuwige vuur vanuit den hemel naar beneden gebracht, en de hele wereld ermee verlicht heeft. Hij is de religieuze bron, drijfveer en fontein waaruit de rest der volkeren hun overtuigingen en hun godsdiensten hebben getrokken. De Jood is de pionier der vrijheid. (...) De Jood is de pionier der beschaving. Onwetendheid werd in het oude Palestina nog meer dan heden ten dage in Europa afgekeurd. (...) De Jood is het embleem der burgerlijke en godsdienstige verdraagzaamheid. 'Heb de vreemdeling en de bijwoner lief', beveelt Mozes, 'want u bent vreemdelingen geweest in het land Egypte.'"

– Leo Tolstoy, Russische romanschrijver en filosoof. 1831 – 1902 n. Chr.

Tolstoy, L. (1891): What is a Jew? [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

De verdrijving der Joden was het grootste schandaal dat tegen ons land verricht was, een onvergeeflijke misdaad tegen de toekomst onzer natie. Met de Moren werd de cultuur verbannen, en met de Joden de industrie, de handel, alle middelen voor de burgerlijke welvaart. Dezen suïcidalen waanzin hebben wij het onuitsprekelijke leed onzes volks te danken.”

​– Manuel Ruiz Zorrilla, premier van Spanje. 1833 – 1895 n. Chr.

Bahr, H. (2013): Antisemitismus. Ein internationales Interview. Page 124. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

“Ik volg de [Zionistische] beweging met de grootste interesse, ik verwacht het allerbeste ervan voor de Joden en voor ons allen. Want, dat een volk door de vruchten zijner arbeid den inheemsen bodem na een ​tweeduizendjarige afwezigheid weder te bekomen tracht, dat valt onder de grootste morele impulsen aller tijden.”

– Bjørnstjerne Bjørnson, Noorse schrijver. 1832 – 1910 n. Chr.

Hoppe, H. (1904): Hervorragende Nichtjuden über den Zionismus. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

"Zowel Joden als Afrikanen zijn kinderen der volharding en des lijdens (...) 

verenigd door een haast identieke geschiedenis van smart en onderdrukking."

– Edward Wilmot Blyden, Amerikaans-Liberische onderwijzer en politicus. 1832 – 1912 n. Chr.

Blyden, E.W. (1898): The Jewish Question Page 3. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

Naar een ver land, overzee, laat gij u gestuurd worden, verstrooid stamvolk met de scherpe karaktertrekken. Daar moogt gij u krachtig samenvoegen, om den donkeren vloek uws lots te verbreken. Dan zalt gij weder met gespeende handen, den ouden bodem van de patriarchen ploegen. (...) Veranderen zalt gij onder slanke palmen, zoals ooit, toen Rachel tot Jakobs beloning werd, en uwe offers roken voor Jehova. En wederom zingt een koning op den troon ter gouden harpe diep doorgloeide psalmen, en verwekt den nageslacht wijze Salomons.”

– Ferdinand von Saar, Oostenrijkse dichter. 1833 – 1906 n. Chr.

Saar, F. von (1905): Gedichte. Judaea in: Die Stimme der Wahrheit. Jahrbuch für wissenschaftlichen Zionismus (1906). [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

(OPGELET: Charles Eliot was tevens een beruchte Jodenhater)

“Het Joodse ras heeft, ondanks het leven in ballingschap en de overal geleden vervolgingen, voortdurend een hoog niveau der geestelijke en wereldse cultuur bereikt. In vele generaties bevond de opvoeding onder de Joden zich op een veel hoger niveau dan onder de christenen. De tijd zal komen, waarin de universiteit (te Jeruzalem) in alle wetenschappen en kunsten grootse dingen bereiken zal.”

– Charles W. Eliot, Amerikaanse voorzitter van Harvard University. 1834 – 1926 n. Chr.

New York Times (1924): Dr. Eliot urges Jews to uphold Traditions. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

“In ons buurland Zweden staan de Joden over het algemeen hoog aangeschreven, niet alleen als vlijtige en ondernemende mensen, maar ook als rechtschapen, vreedzame en intelligente medeburgers; in de wetenschappelijke wereld van Zweden klinkt een naam niet minder goed omdat deze Joods is.”

– Lorentz Dietrichson, Noorse dichter en historicus. 1834 – 1917 n. Chr.

"Ik volg de Zionistische beweging sinds dier begin met een levendige aandeelname, stem volstrekt in met uwe verklaringen en zou de verwezenlijking dezer gedachten als zijnde hoogst bevorderlijk voor de Joden, voor Palestina en voor de niet-Joden in Europa begroeten."

– Felix Dahn, Hamburgse/Duitse historicus. 1834 – 1912 n. Chr.

Hoppe, H. (1904): Hervorragende Nichtjuden über den Zionismus. Eine Sammlung von Urteilen hervorragender Persönlichkeiten aller Länder. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

"Als de statistieken juist zijn, vertegenwoordigen de Joden slechts een procent des menselijke rassen. Ofwel, een schemerige rookwolk van sterrenstof, verloren in den vuurgloed des Melkwegs. Normaal gesproken zou van den Jood nauwelijks gehoord moeten worden; maar er wordt wel degelijk van hem gehoord, en er werd reeds immer van hem gehoord. Hij is vooraanstaand gelijk elk ander volk, en zijn commerciële gewicht staat geenszins in verhouding tot de kleinte zijns omvangs. Zijne bijdragen aan de werelds lijst van grote namen in de literatuur, wetenschap, kunst, muziek, financiën, geneeskunde en het diepzinnig leren staan evenmin  in verhouding tot de zwakte van zijn aantal. (...) De Egyptenaren, de Babyloniërs, de Perzen stonden op, vulden de planeet met lawaai en glans, daarna werden ze tot droombeelden en verdwenen. De Grieken en Romeinen volgden, maakten veel lawaai en verdwenen dan weer. Andere volkeren stonden op, hielden een tijdlang hunne fakkels hoog, totdat deze opgebrand waren, en nu zitten ze ofwel in de schemering ofwel zijn ze helemaal verdwenen. De Jood zag hen allen, versloeg hen allen en is nu wat hij immer was: toont geen decadentie, geen ouderdomszwakte, geen zwakte aan zijne zijde, geen tekort aan energie, geen beneveling zijns wakkere en agressieve geests."

– Samuel Clemens (Mark Twain), Amerikaanse auteur uit Florida. 1835 – 1910 n. Chr.

Twain, M. (1899): Concerning the Jews. In: Harper's. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

"In antropologisch opzicht zijn de Joden een der interessantste onderwerpen, daar geen enkel ander rassentype zich duizenden jaren terug traceren laat gelijk de Joden, en geen tweede rassentype toont zo’n permanente vorm, geen heeft den invloed van tijd en leefgebied zo goed weerstaan kunnen."

 – Richard Andree, Brunswijkse/Duitse aardrijkskundige. 1835 – 1912 n. Chr.

Kautsky, K. (1914): Are the Jews a Race?. Chapter V. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

"Wij niet-Joden hebben ons leven aan Israël te danken. Het is Israël, dat ons de boodschap heeft gebracht dat God één is, en dat God een rechtvaardige en rechtschapen God is, en gerechtigheid eist van zijn kinderen. Het is Israël, dat ons de boodschap gebracht heeft, dat God onze Vader is. Het is Israel, dat, ons de goddelijke wet brengende, de kiem heeft gelegd voor de vrijheid. Het is Israël, dat de eerste vrije instellingen had, die de wereld ooit gezien heeft. Als onze eigen onchristelijke vooroordelen jegens het Joodse volk opvlammen, zo laat ons dan onthouden dat al wat wij hebben en al wat wij zijn te danken hebben, onder God, aan wat het Judaïsme ons gegeven heeft."

– Lyman Abbott, Amerikaanse theoloog. 1835 – 1922 n. Chr.

Rhinehart, W.R. (1906): Religious Telescope. Volume 72. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

(OPGELET: Lutostansky was tevens een beruchte Jodenhater)

“De juiste plaats voor hen bevindt zich in hun vroegere koninkrijk Palestina. (...) Rusland zou ieder offer brengen, om den Joden te helpen, om zich in Palestina te vestigen en aldaar hunnen eigenen autonomen staat te vormen.“

​– Hippolytus Lutostansky, Russische priester van Poolse komaf. 1835 – 1915 n. Chr.

Bernstein, H. (1911): Ritual murder libel encouraged by Russian court. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

“Ik ken en vereer slechts één cultuur, dat is die des bodems en derhalve ben ik ook een begeesterde aanhanger der Zionistische strevens, die het door God gezalfde, aloude volk der Hebreeën weder naar zijne oorspronkelijke bestemming terugvoeren wil.”

– Georg Schweinfurth, Baltisch-Duitse botanicus en reiziger. 1836 – 1925 n. Chr.

[Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

De Joden waren het allerbeste volk ter wereld toen onze Heer op aarde kwam, want ze bezaten de puurste moraliteit en eerden de familie gelijk geen natie dat deed. We moeten onzen kinderen voorhouden blijven, dat Jezus zelf Jood was; dat alle apostelen Joden waren; dat het christendom door Joden in Azië en Europa geplant werd.”

– Washington Gladden, Amerikaanse predikant. 1836 – 1918 n. Chr.

Cowen, P. (1928): Prejudice Against the Jew. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

“Het geloof dat God de enige wetgever is, was slechts een enkelen stap verwijderd van het idee dat het nationale leven absoluut vastgelegd dient te worden door de Goddelijke wil. (…) Het is het bewijs voor de intensieve levenskracht des Joodse volks, dat het niet, gelijk de omringende gemeenschappen dat wel deden, boog voor vreemde politieke heerschappij. Zijne energie kwam voort uit, of was in nauwste verbinding met, het bewustzijn van hoogste waarheid en hunnen hoop op een glanzende toekomst.”

​– Crawford Howell Toy, Amerikaanse hebraïst. 1836 – 1919 n. Chr.

Cohen, N.W. (1990): Essential Papers on Jewish-Christian Relations in the United States. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

"Geen enkele vreemde natie kan Palestina werkelijk bezitten en daarom zijn de Kruistochten mislukt. Het land blijft een treurige ruïne en puinhoop. Eeuw in, eeuw uit. De Joden, de Israëlieten alleen, kunnen Palestina bezitten, God heeft het zo uitgesproken. (…) Maar eerst moet het verbannen Israël naar het Land terugkeren. (…) Het Joodse volk is het wonder onder de natiën, in welke het ondanks een tweeduizendjarige martelaarschap niet is opgegaan. (…) Palestina wacht op de Joden. De Joodse koloniën onderscheiden zich van den rest des lands, gelijk oasen van de woestijn.”

– Father Ignatius, Engelse monnik. 1837 – 1908 n. Chr.

Hoppe, H. (1904): Hervorragende Nichtjuden über den Zionismus. Eine Sammlung von Urteilen hervorragender Persönlichkeiten aller Länder. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

Israël onder de volken is en blijft een providentieel wonder voor wie in de profetieën gelooft, een onoplosbaar raadsel voor wie ze verwerpt. (…) De landbouwschool bij Jaffa toont, binnen wat korten tijd men dragelijke landbouwers uit hen kweken kan, en de Joodse koloniën, die ik in Palestina bezocht, gaven mij het gelukkige bewijs, dat de Jood, althans die uit ’t Oosten, zeer wel alsnog tot zijn alouden levensstand kan terugkeren. Als landbouwend volk is Israël groot geweest; de Diaspora en het Ghetto hebben de Jood omgetoverd in de fijngeslepen commerciële geldman; hergeef hem aan de natuur, en de natuur zal voor hem haar wonderen doen."

– Abraham Kuyper, premier van Nederland. 1837 – 1920 n. Chr.

Kuyper, A. (1907): Om de oude wereldzee. Deel 1. Het joodsche probleem.​

“Mijne persoonlijke sympathieën trokken en trekken mij aan tot het Jodenschap, en niet alleen omdat het een lijdende sociale klasse vertegenwoordigt, maar ook krachtens de morele waarde die eraan inherent is. (…) Ik kan echter ook niet zonder de uitdrukking mijner sympathie van het Zionisme spreken. Een socialen kring te stichten, in welken gewetensvrijheid heersen zal, en gevolglijk ook uitdrukkingsvrijheid, arbeidsvrijheid en vrijheid der levenswijze, zo een algemeen menselijken socialen kring te stichten, die door het idee der gerechtigheid en tolerantie vervuld zijn zoude, dat is een zo mooi doel, dat men erdoor gevangen genomen worden moet, hoe moeilijk en ver weg zijn verwezenlijking ook zijn mag. (…) Ik geloof dat het Zionisme een toekomst, een goede en veilige toekomst heeft…” 

– Nikolai Bunakov, Russische pedagoog. 1837 – 1904 n. Chr.

Hoppe, H. (1904): Hervorragende Nichtjuden über den Zionismus. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

“Terwijl allen rondom hen in de duisternis der verdwaasde onwetendheid kropen; terwijl het gejongleer met wonderen en het bij elkaar liegen van relikwieën nog de thema’s waren, waarover gans Europa uitweidde; terwijl het intellect des christendoms, geboeid door talloze bijgelovigheden, in een dodelijke verstijving geraakt was en alle liefde voor onderzoeken en zoektochten naar de waarheid opgegeven had, bleven de Joden nog altijd de weg der kennis voortzetten – ze stapelden geleerdheden op en stimuleerden de verdere vooruitgang met dezelfde onwankelbare consistentie als die, die zij in hun religie vertoonden. Ze waren de vaardigste geneesheren, de bekwaamste financiers, en bevonden zich onder de diepzinnigste filosofen, terwijl zij onder de Moren de tweede plaats innamen in de ontwikkeling der natuurlijke wetenschap." 

– W. E. H. Lecky, Ierse historicus en politieke theoreticus. 1838 – 1903 n. Chr.

Lecky, W.E.H. (1865): History of the Rise and Influence of the Spirit of Rationalism in Europe. Vol. II. Page 282. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

Sinds vele jaren, en met name sinds mijn bezoek aan Palestina in 1914, koester ik hartelijke sympathie voor de beweging die de hervestiging der Joodse bevolking in haar aloude thuisland nastreeft (...), waarvan ik dan ook hoop dat dit een praktische vorm zal aannemen aan de hand van maatregelen die zullen worden genomen zodra de oorlog voorbij is. Het zal voor het Joodse ras waar dan ook ter wereld een groot voordeel zijn om dit aloude thuisland te hebben om als centrum des nationale levens te beschouwen. (...) Wij volkeren des Westens zijn louter paddenstoelenschepsels van gisteren in vergelijking met jullie [Joden]. (...) [Zij] zijn de natuurlijke inwoners ervan, die in hun loyale toewijding aan de oude herinneringen nimmer wankelden."

– James Bryce, Schotse/Britse ambassadeur in de VS (Liberal). 1838 – 1922 n. Chr.

Sokolow, N. (1919): History of Zionism. 1600-1918. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

Emden, P.H. (1944): Jews of Britain. A Series of Biographies. Page 277. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

"Het grootste raadsel zij, dat dit volk reeds 2000 jaar zijn rol in de wereld verspeeld te hebben schijnt, en toch niet gelijk alle andere volkeren ondergegaan zij, dat het zich des te meer na verloop des tijds tot het dubbele vermeerderd hebbe, en zich in de grootste ellende handhaaft. En de oplossing dezes raadsels ligt erin, dat dit volk de zuiverste zedenleer heeft, en dat het immer de hoop koestert, eenmaal weder op de hem toebehorende positie te geraken. (...) Indien een volk van deze historische betekenis vrijwillig zijne nationaliteit opgeven zoude, zo ware dat niets anders dan algemenen nationalen zelfmoord te noemen. Een volk van dezen rang in de geestelijke ontwikkeling der mensheid, dat bovendien al zijne geestelijke en morele vaardigheden, gedurende eeuwen onaangetast, tot heden behouden en zo weinig aan levenskracht ingeboet heeft, dat het aantal zijner leden nu zelfs de tien miljoen nadert, heeft zeker ook thans, wanneer ook de kleinste en historisch onbeduidendste volkeren en stammen met energie hunne nationaliteit bewaren en geldend maken, niet louter het recht, maar juist de heilige, morele plicht, om zijnen tradities trouw te blijven, zijne nationaliteit te bewaren en te zijn, wat het van nature is.

​– Carl Friedrich Heman, Paltsische/Duitse pastoor en professor. 1839 – 1919 n. Chr.

Hoppe, H. (1904): Hervorragende Nichtjuden über den Zionismus. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

Wie kan diegenen onder hun geloofsgenoten wier hart door het oeroude thuisland en de oude woonplaats hunner vaderen aangetrokken wordt, het recht op dit natuurlijke gevoel ontnemen. Net zo prijzenswaardig lijkt mij de praktische gedachte. (…) Ik geloof dat zowel de Joden van het Oosten als ook die van het Westen er moreel en religieus gezien baat bij zouden hebben. Het aldaar gevestigde, in zekere zin statelijke leven, zou echter ook een voorbeeldige invloed uitoefenen op het in hun huidige woonplaatsen achtergeblevene hoofddeel hunner volksgenoten en in elk geval dus ook een zedelijk verdiepende werking op hen hebben.“

– Martin Greif, Paltsische/Duitse dichter. 1839 – 1911 n. Chr.

Hoppe, H. (1904): Hervorragende Nichtjuden über den Zionismus. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

“Zion is nog niet verloren. Wie toch eens vrome Joden aan Zions muren klagen hoort, zijn hart zal vervuld van medelijden jegens deze diep bedroefden bonzen. En met hen die daar jammeren, en met hen die daar wenen om Jeruzalem, het edele, zal hij zich vereenzelvigen in de wens dat het volk der aartsvaderen, dat het volk van grootse zieners, dat het volk van de grote lijders in stilte en van de dappere Makkabeeën, (…) wederom, bij de gratie van Jehova, in Zion moge wonen. (...) Zion is zijn eeuwige poolster en zijn manna in de woestijn.”

– Johannes Fastenrath, Rijnlandse/Duitse auteur. 1839 – 1908 n. Chr.

Winz, Leo (1903): Ost und West. Heft 6. Juni 1903. III. Jahrg. Page 415. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij.]. 

"Laat dit worden gedaan met het uitgesproken voornemen om de Jood, puur en eenvoudig, geleidelijk te introduceren, daar deze uiteindelijk dit land zal bezitten en erover zal heersen. Laat de Jood zijn weg vinden naar zijn leger, zijn wet, zijn diplomatieke dienst. Laat hem toezien op de landbouw en werk verrichten op de boerderijen. Ik zeg niet dat hij zijn weg moet vinden in de handelsgemeenschap, in de handel, want daarin is hij zich reeds aanwezig. Laat zich dit voortzetten voor twintig jaar, en het Joodse vorstendom kan op zichzelf staan onder de heerschappij van Stamboel, indien Turkije nog altijd als geheel bestaat, of anders als een apart koninkrijk, gegarandeerd door grootmachten."

– Sir Charles Warren, Britse generaal. 1840 – 1927 n. Chr.

Holt, Rinehart & Winston (1983): The High Walls of Jerusalem. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"De algemene ontervingswet is niet van toepassing op de Joden wat betreft Palestina, aangezien zij het land nooit verlaten hebben. Ze hebben geen verdrag ondertekend, ze hebben zich niet eens overgegeven. Ze bezweken simpelweg, na het meest wanhopige conflict, aan de overweldigende kracht van de Romeinen. (…) Volgens Gods distributie der volkeren is het hun thuis, een onvervreemdbaar bezit waarvan zij onder dwang werden verdreven. Onder hun bebouwing was het een uitzonderlijk vruchtbaar land, dat miljoenen Israëlieten van voedsel kon voorzien, die diens heuvels en valleien vlijtig bewerkten. Zij waren landbouwkundigen en producenten alsook een natie van groot commercieel belang – het centrum der beschaving en religie. Laat ons hen nu terugbrengen naar het land waarvan zij zo wreed werden beroofd door onze Romeinse voorgangers."

– William Eugene Blackstone, Amerikaanse evangelist. 1841 – 1935 n. Chr.

Blackstone, W.E. (1891): May the United States Intercede for the Jews? Our Day. Volume VIII. No. 46. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“De Chinezen en de Joden zijn altijd vrienden geweest en geen vijanden. Beide volkeren werden onder alle omstandigheden vervolgd en veracht, een aanzienlijke mate van bevooroordeeldheid bestond tegen beide volkeren. Vooroordelen komen voort uit onwetendheid van feiten en zijn het resultaat van onverdraagzaamheid. Indien deze vooroordelen op basis van ondeugden en zwakheden getoond worden zouden, zouden ze gerechtvaardigd zijn; maar ze worden niet vanuit deze gronden getoond. De Joden en de Chinezen worden niet gehaat omwille hunner ondeugden - hoewel ze wellicht over enkele beschikken - maar omwille hunner deugden, omwille hunner industrie, economie, huns doorzettingsvermogens, hunner zuinigheid en huns zakelijke vermogens... In plaats van boos te zijn, moeten we dankbaar zijn voor deze vooroordelen, want zij zijn het bewijs van onze hoogwaardige eigenschappen. Ze maken ons zorgvuldiger en stimuleren ons.”

​– Wu Tingfang, Chinese minister BuZa. 1842 – 1922 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables.​ Page 369. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Totdat gij mij een staatsman brengen kant, die omvangrijker is in opvatting en vlijtiger in detail dan Mozes, dichters die spiritueler zijn dan David en den schrijver Jobs, een puurderen minnaar of aandachtigeren mysticus dan Johannes, een aardigeren, vriendelijkeren, behulpzameren, menselijkeren en christelijkeren man dan Jezus Christus, waag het dan niet om tegen mij iets minachtends over de Joden te zeggen. Deze mensen van de vier einden der aarde te verzamelen, ze te rehabiliteren in hun duizendmaal gezegende thuisland na zo vele jaren van zwerftochten, uit hun een homogene natie te maken, die tegelijkertijd de jongste en de oudste op aarde is, de 19de eeuw van deze fantastische opwelling te voorzien, die alle oude Joodse ambities en spiritualiteit en volharding zouden opdoen in den sprong achteruit na zulk een langen tijd van terughoudendheid en onderdrukking, en met de machtige opeenstapeling der kosmopolitische ervaringen; louter de suggestie zou genoeg zijn moeten, om het hart van de minst zachtaardige niet-Jood harder kloppen te doen.​”

– Sidney Lanier, Amerikaanse muzikant, dichter en auteur. 1842 – 1881 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables.​ Page 431-433. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Wij vergeten maar al te graag dat we dezen verachten ras onzen enigen onbetaalbaren schat te danken hebben, het boek der boeken, de Bijbel, die we sinds onze kindsheid geleerd hebben te lezen en die in den loop onzes levens onzen enigen troost is. In haar wordt de hoogste wijsheid in een zo nobele vorm onthuld, worden waarheid en poëzie tot zulk een volmaakte harmonie samengesmolten, met als resultaat een meesterwerk, de gelijkenis waarvan geen andere literatuur ter wereld evenaren kan. (…) Wat de historische boeken des Oude Testaments betreft, hun eenvoud en directheid zijn een sterke getuigenis ten gunste der juistheid der schrijvers; en ik was ooit zwaar getroffen door de aanduiding van een Jood der hoogcultuur. ” 

​– Elisabeth zu Wied, koningin van Roemenië. 1843 – 1916 n. Chr.

Sylva, C. (1911): From Memory's Shrine. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Israël blijft op kwikzilver lijken, dat vreemde, vloeibare metaal, waarvan de rusteloze globulen in alle richtingen lopen, zonder te vermengen met datgene wat ze aanraken, maar in grote massa's herenigen zodra ze elkaar weer tegenkomen. (...) Het was voor niets geweest dat wij ze meerdere eeuwen achter de gettomuren opgesloten hadden. Zodra de gevangenispoorten geopend werden, hebben ze ons zonder enige moeite ingehaald, zelfs op die paden die wij zonder hun hulp hebben geopend. (...) Er kan geen twijfel over bestaan, dat de Joden, de zogenoemde Semieten, onzer Arische beschaving verhoudingsgewijs meer talentvolle mensen geschonken hebben dan de zogenaamde Ariërs zelf. De kans op ontdekking eens vooraanstaande mensen, een geleerde, een kunstenaar, onder duizend westerse Joden is drie of vier keer groter dan onder duizend Engelsen, Fransen of Duitsers."

​– Anatole Leroy-Beaulieu, Franse uitgever en historicus. 1842 – 1912 n. Chr.

Leroy-Beaulieu, A. (1895): Israel Among the Nations. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"De armen moeten formeel naar een thuis, dat hen niet kwelt en niet voor de schijn louter duldt, verlangen en dorsten naar vaderlijk-vredigen bodem. (...) De Joden zullen zich echter ook in Palestina meer aan de handel dan aan de productie toewijden, maar daar zouden ze – zoals ooit de Feniciërs – op de juiste plek zijn, om het verkeer tussen de Oriënt en de Occident bewerkstelligen."

– Peter Rosegger, Stiermarkse/Oostenrijkse schrijver en dichter. 1843 - 1918 n. Chr.

Kaufmann, M.W. (1900): Zionisten und Christen. Seite 98. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

"De mentale en geestelijke vindingrijkheid der hedendaagse Joden is uitzonderlijk. (...) De Joden zijn onder enige twijfel het sterkste, taaiste en zuiverste ras dat thans in Europa leeft; ze weten hoe ze zelfs onder de slechtste omstandigheden (in werkelijkheid zelfs beter dan onder gunstige) slagen kunnen door middel van een soortement van deugden - die men hedendaags als ondeugden bestempelen zal - te danken aan een vastberaden geloof dat niet beschaamd te zijn behoeft tegenover de moderne gedachte. (...) Het staat vast dat de Jood, indien hij zou willen - of indien hij ertoe gedwongen worden zou, gelijk de antisemieten te wensen lijken - nu het overwicht, neen, de heerschappij, over Europa zou verkrijgen kunnen; dat ze niet daartoe werken en dat ze geen plannen smeden om dit doel te bereiken is evenwel zeker."

– Friedrich Nietzsche, Saksische/Duitse filosoof. 1844 – 1900 n. Chr.

Gould, A. (1997): What did they think of the Jews?. Page 208. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

[Palestina] zal dag voor dag ontwikkeld worden, op het gebied des handels, landbouws, onder een verlichte overheid. Tot op heden was het volk dezes lands gelijk verloren schapen. Nu hebben ze hunnen herder gevonden. (…) Voorlopig geloof ik dat een neutrale regering zoals de Britse administratie het beste is. Een Joodse regering kan later ontstaan. (…) De Zionisten moeten duidelijk maken dat het hun principe is, om alle mensen hier te verheffen en het land voor al zijne bewoners te ontwikkelen. Dit land moet ontwikkeld worden, volgens de beloften der profeten Jesaja, Jeremia en Zacharias. Als zij in zulk een geest komen, zullen zij niet falen.”

– `Abdu'l-Bahá, Bahá’í leider uit Perzië. 1844 – 1921 n. Chr.

Bahai News Service (1911): Star of the West. Volume 10. Issue 10. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Als christen geloof ik ook in de Joodse nationale beweging, ‘Zionisme’ genaamd, daar volgens de Bijbel, en inderdaad volgens de oude Hebreeuwse profeten zelf, een ‘Joodse staat’ nog eens in Palestina ontstaan moet, en zoals het er mijns inziens ernaar uitziet, te oordelen naar de tekenen der tijden, zullen de Joden binnenkort hun eigen dierbare thuis in het aloude, door God gegeven vaderland bezitten."

– William Hechler, Anglo-Indiase anglicaanse geestelijke en auteur. 1845 – 1931 n. Chr.

Rosenberger, E. (1959): Herzl as I Remember Him. Page 54. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Het zou een daad van gerechtigheid en herstel zijn om onder bescherming der Geallieerde mogendheden aan de hergeboorte der Joodse nationaliteit in het land waaruit het volk Israëls zovele eeuwen geleden verdreven is mee te helpen. De Franse regering, die deze oorlog toetrad, om een onterecht aangevallen volk te verdedigen en die den strijd voor de overwinning van recht op macht voortzet, kan alleen maar sympathie koesteren voor uw doel, de zege waarvan nauw in verbinding staat met die der Geallieerden. Ik verheug mij erover, u bij dezen te voorzien van een dergelijke zekerheid.”

– Jules Cambon, Franse ambassadeur in de Verenigde Staten. 1845 – 1935 n. Chr.

Friedman, I. (1973): The Question of Palestine. Page 162. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Hoe zouden de Zionisten, daar ze hunnen vaderen vroomheid behouden, christelijke vrienden missen. Vroomheid staat ten slotte op den voorgrond des menselijke voelens. Ik zelf heb de Joden altijd als een volk beschouwd. Het Joodse bloed is een der krachtigste en zijne rassenkenmerken worden in het geval van gemengde huwelijken zelfs nog aan de kleinkinderen doorgegeven. En, indien gij trots uw volksdom bevestigt, zou ik zo dwaas zijn moeten, om u derhalve minder te waarderen. In tegendeel juist! (…) Dus, nogmaals, ik verheug mij over deze Joodse beweging en het vele schone dat ze voortgebracht heeft.”

– Carl von Torresani, Oostenrijkse officier en romanschrijver. 1846 – 1907 n. Chr.

Kaufmann, M.W. (1900): Zionisten und Christen. Page 123-124. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

Of de zijne heroprichting tegemoetziende Jodenstaat in geestelijk-cultureel opzicht voor de andere volkeren wenselijk is of niet, is voor het wereldhistorische proces onbelangrijk, want het voltrekt zich in heilige noodzakelijkheid des Joodse eigenlevens. Gelijk elk volk moet ook het Joodse zijnen plaats onder de zon, zijnen nationalen middelpunt hebben. (...) Het Zionisme is een machtige liefdeslente na een honderdjarige winter. Deze overwintering der Joodse volks- en staatsidee en dier bloei in het Zionisme is zuiver biologisch een der verbazingwekkende verschijnselen der menselijke geschiedenis. Moreel en cultureel bevestigt het Zionisme schitterend, welke eeuwigheidswaarden in het geheim des bloeds en in het trouwe geloof in zijne zuiverheid als rassenverschijningen liggen."
– Michael Georg Conrad, Frankische/Duitse filosoof. 1846 – 1927 n. Chr.
Conrad, M. G. (1919): Judentum und Judenstaat. In: Wiener Morgenzeitung. 1. Jahrgang. Nr. 255. 5. Oktober 1919. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].
Hoppe, H. (1904): Hervorragende Nichtjuden über den Zionismus. Page 18. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

"We vergeten, of we willen gewoon niet weten, dat onze Heer als mens een Jood was, de belichaming par excellence des Joodse karakters, de Leeuw van Juda; dat Zijne moeder een Jodin was, de bloem des Joodse rassen; dat de apostelen Joden waren, gelijk alle profeten; tenslotte, dat onze ganse liturgie op Joodse boeken gebaseerd is. Hoe kunnen we dan de grootsheid der verontwaardiging en godslastering die betrokken is bij de belastering van het Joodse ras tot uiting brengen?"

– Léon Bloy, Franse auteur en dichter. 1846 – 1917 n. Chr.

Rappaport, S. (1980): Jew and Gentile. The Philo-Semitic Aspect. Page 88. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Ik ben uit Rusland als overtuigde aanhanger der zionistische beweging, de repatriëring gener Joden in Rusland en andere landen, welke naar het thuisland huns rassen wederkeren willen, gekomen. Er bestaat geen hoop, dat het Russische volk of de regering den Joden ooit politieke rechten verlenen zal. (…) Van de andere landen in Europa of van Amerika kan redelijkerwijs niet verwacht worden, dat ze hunne deuren voor de immigratie van 1 – 2 miljoen arme Joodse arbeiders wijd openzetten. Het thuisland Palestina biedt hun onderdak en wellicht een begrensde autonomie onder Turkse suzereiniteit.”

– Mícheál Mac Dáibhéid (Michael Davitt), Ierse nationalistische leider. 1846 – 1906 n. Chr.

Hoppe, H. (1904): Hervorragende Nichtjuden über den Zionismus. Page 63. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“[Herzl en Zangwill] hebben land hunner vaderen en hun ras lief. Ik het mijne. Waarom zou het heiligste gevoel, dat de menselijke borst koestert, minder heilig zijn moeten bij de kinderen van die stam, die de vroege Kerk was… ‘Help ons om ons weer in de verdwijnende menigten onzer broeders in Palestina te vestigen’ is de roep van Herzl en Zangwill aan de financiële koningen huns rassen. De christelijke toeschouwer moet den ernst der crisis bevestigen en kan bij zulk een soort pleidooi niet onbewogen blijven.”

– Frank Hugh O'Donnell, Ierse nationalist. 1846 – 1916 n. Chr.

Ein irischer Führer über den Zionismus. In: Die Welt. Nummer 20. Jahrgang 6. 16. Mai 1902. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

(BEWARE: Von Hindenburg appointed Adolph Hitler as his Chancellor)

"Het Joodse volk gaf der mensheid enkelen harer grootste mensen. Duitsland is er trots op om onder zijn burgers een geleerde van het kaliber van Prof. Einstein rekenen te mogen. Ik hoef u niet te vertellen dat uw ras in Duitsland een hoog aandeel heeft in de ontwikkeling der Duitse cultuur. Aangezien ik op de hoogte ben van de vele activiteiten des Joodse rassen, bekend ben met diens geschiedenis en met de voortreffelijke vertegenwoordigers uws rassen in aanraking gekomen ben, waardeer ik volkomen de rol die Joden in Duitsland en over de hele wereld spelen bij de verdere ontwikkeling der mensheid in de richting ener betere wereld."

​– Paul von Hindenburg, Pruisische rijkspresident van de Duitse Republiek. 1847 – 1934 n. Chr.

Gould, A. (1997): What did they think of the Jews?. Page 210. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Zolang het antisemitisme de erbarmelijke opvatting koestert, dat een half miljoen mensen van een ander ras vijftig miljoen onzer broeders onderdrukken kunnen, zal de gezonde, levendige en verstandige persoon in deze beweging niet meer dan de uitdrukking van ener onchristelijke mentaliteit zien, die poogt om een weerloze minderheid met hare eigen schuld voor onze betreurenswaardige omstandigheden op te zadelen.”

​– Moritz von Egidy, Hessische/Duitse officier, filosoof en christelijke hervormer. 1847 – 1998 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables. Page 300. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

""Het is voor mij erg begrijpelijk dat in de betere Joden het duistere verlangen leeft, om op de grote herinneringen van het verleden voort te bouwen en een rijk op te bouwen op de plaats hunner grote geschiedenis in Palestina. (…) Het zou in de geschiedenis geheel zonder voorgaande zijn, dat een volk, dat ganselijk verstrooid werd, door een zedelijke verheffing een nationalen staat terugkrijgt.”

– Otto von Leixner, Moravische/Oostenrijkse historicus. 1847 – 1907 n. Chr.

Hoppe, H. (1904): Hervorragende Nichtjuden über den Zionismus. Page 26. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

"We hebben tegen de Arabieren geen vooroordeel; de zonen Ismaëls zijn nauwelijks minder edel in oorsprong dan de zonen Israëls. Maar als nationale econoom ben ik het verplicht om vast te stellen, dat sinds zo'n twaalf eeuwen, sinds de Arabieren het koninkrijk Davids in bezit houden, zij het hebben vervallen laten. (...) Voor de rechterstoel der geschiedenis zou een oordeel over onteigening op grond des algemeen belangs gerechtvaardigd zijn. Maar de zionisten eisen deze onteigening juist helemaal niet; in tegendeel, ze zijn bereid om de Arabieren te demonstreren, hoe men het land tot hogere cultuur brengen kan. (...) Toen de Joden in hun land leefden, waren ze zonder twijfel goede akkerboeren en hebben uit de bodem alles getrokken, wat het hun geven kon. (...) Daar, waar zij land bezitten mochten, in Amerika en zelfs in Galicië, hebben ze goed begrepen om akkerbouw te bedrijven. (...) In elk geval werken ze hieraan met succes in Palestina. (...) Voor mij als nakomeling der Hugenoten, die met de Bijbel grootgebracht zijn, is Palestina een heilig land, en mijn hart klopt sneller bij de gedachte dat het zich vernieuwt, nadat het 1900 jaar door zijne kinderen verlaten was."

– Charles Gide, Franse econoom. 1847 – 1932 n. Chr.

Gide, C. (1924): Die zionistische Kolonisation. In: Der Jude, Jahr 8, Heft 3. Page 129-136. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

Brief aus Palästina, den 17. Juli 1923. In: Wiener Morgenzeitung 5. Heft 1599. Seite 2. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

Zionisten zijn gene Joodse patriotten, die in hun volk een natie zien en die de Joodse nationale gevoelens wellicht hoger stellen dan de religieuze. De zionisten willen hunne natie materieel en moreel verheffen. (…) Het doel der zionisten, om hun volk te verheffen, is edel; de op geldinzameling gerichte middelen zijn erg slim, en de vestiging van de Joodse massa’s uit de met Joden oververzadigde landen is lovenswaardig. (…) Over het algemeen vind ik de voorstellen der Zionisten zó verstandig en eerlijk, ofschoon uiteenlopend en moeilijk haalbaar, dat ik voor hunne grondleggers de oprechtste sympathie koester. Ja, arbeidt toch aan de terugvordering uws oeroude vaderlands, aan de gelukzaligheid en veredeling uws volks, aan zijne verlossing van den haat der andere volkeren!”

– Bolesław Prus, Poolse schrijver en journalist. 1847 – 1912 n. Chr.

Kaufmann, M.W. (1900): Zionisten und Christen. Page 87. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Hier vangen we met een puur ras van ongebruikelijke intellectuele krachtdadigheid en vermogen aan, de Joden, lang door omstandigheden in een milieu geworpen, die in zeer hoge mate vele hunner faculteiten naar buiten gebracht heeft. Ze zijn het oudste beschaafde ras dat thans op de aarde overblijft; ze zijn artistiek, muzikaal, letterkundig, buitengewoon filosofisch, en erfelijk gecultiveerd. 

– Grant Allen, Canadese auteur. 1848 - 1899 n. Chr.

D. Appleton (1884): The Popular Science Monthly. Volume 24. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Sinds langen tijd ben ik een overtuigde zionist en in deze mijner eigenschap verschijn ik hier bij u. Maar zelfs in de meest sanguinische ogenblikken mijns zionistische denkens heb ik nooit voorzien kunnen, of aan de mogelijkheid gedacht, dat het grote werk des opbouws van Palestina zo gauw werkelijkheid worden of dat ik het in het geheel nog meemaken zou. (...) De Arabieren (...) kunnen onmogelijk ernstiglijk ontdaan zijn erover, dat den Joodse volk een nest in Palestina gegeven wordt, waarvan het eeuwenlang afgezonderd was, daar het Joodse volk zekerlijk aanspraak erop heeft, om zich op den bodem zijner voorvaderen vrij te ontwikkelen.(...) Als het Zionisme tot een werkend ontwerp ontwikkeld worden kan, zou het voordeel dat het den Joodse volk – wellicht vooral den deel, dat onze medelijden het meeste verdient – opleveren zou, uitmuntend en duurzaam zijn. Het is niet alleen zo dat grote aantallen van hen hierdoor een toevlucht voor religieuze en sociale vervolging vinden zouden; maar ook dat ze ondernemingsverantwoordelijkheden dragen en een soort ondernemingskansen genieten zouden, over welke ze als burgers van een niet-Joodse staat nooit beschikken zullen."

– Arthur James Balfour, Schotse premier van het Verenigd Koninkrijk. 1848 – 1930 n. Chr.

Sokolow, N. (1919): History of Zionism. 1600-1918. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Het is een der bijzonderste dingen in de geschiedenis dat een natie gelijk de uwe, eendrachtig in religie, eendrachtig in bloede, eendrachtig in uwe heilige taal, beslist een natie, ondanks alles een volk zijn mag; dat over een nationaal thuisland beschikt, bekend en erkend in gans de wereld. Het is bekend dat Palestina het thuisland des Joods is (...) dat men in een West-Aziatisch Zwitserland omzetten moet, en wie heeft meer recht hierop dan het oude ras, welken het ooit toebehoorde? (...) Niemand is meer geschikt om deze verbeteringen door te voeren en de huidige bevolking in de landbouw op te leiden dan de afstammelingen der aloude veroveraars, die de inheemse bevolking tot houthouwers en waterputters maakte. De energie, vlijt en tact, die in het Joodse karakter zo opmerkelijk zijn, zijn als kwaliteiten van onschatbare waarde in een land, waarvan de bewoners tot fatalistische traagheid verzonken zijn. (...) Ik ben er hoogst oprecht van overtuigd dat gij in den tijd der huidige generatie een volk worden zalt, zonder twijfel verspreid over de wereld, maar met een land dat als thuisland uws rassen dienen kan, anders wordt gij in de volkeren onder welke gij leeft opgeslokt en zal er helemaal geen Israël meer zijn."

– Claude R. Conder, Engelse ontdekkingsreiziger, luitenant en oudheidkundige. 1848 – 1910 n. Chr.

Hyamson, A.M. (1918): Restoration of Jews to Palestine. Page 143. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Gordon, B.L. (1919): New Judea. Jewish Life in Modern Palestine and Egypt. Page 30. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Ik ben voorstander eens nationale tehuizes voor het Joodse volk in Palestina goed en vertrouw er oprecht op dat deze politiek met succes zal worden uitgevoerd.”

– Alexander Bruce, secretaris voor Scotland. 1849 – 1921 n. Chr.

Sokolow, N. (1919): History of Zionism. 1600-1918. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Afgezien van de religieuze en filantropische gronden, die het Zionisme rechtvaardigen, verlangt het mensheidsstandpunt den wederkeer van de Joden naar Palestina. Het genie des Joodse rassen verlangt voor zijne volledige ontwikkeling de duidelijke nationale existentie.”

– Thomas Davidson, Amerikaanse filosoof. 1849 – 1900 n. Chr.

Correspondenzen. Amerika. In: Die Welt. Nummer 17. Jahrgang 3. 28. April 1899. Seite 12. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“We moeten de Joden eren, zo niet voor de uitvinding, dan tenminste voor hun unieke voorstelling ener andere sublieme idee; het idee van de Voorzienigheid. Er zou geen moderne beschaving zijn zonder het christendom, of dit nu aanvaard of afgewezen worde, geen christendom zonder het jodendom, geen jodendom zonder een klein volk dat zijnen politieken voorspoed opofferde voor zijn religieuze roeping, en ten slotte geen geweten of sentiment voor deze roeping zonder de profeten, die ze in momenten van zwakte handhaafden, die ze met hun stemmen vervaardigden en die, zoals we geneigd zijn om te zeggen, ze gecreëerd hebben. Beargumenteren of deze beschaving geen anderen koers had nemen kunnen, of of de culturen van Griekenland en Rome voldoende zijn zouden, om deze te vormen, zoals zij thans is, zou net zo zinloos zijn als vragen wat er van de hervorming van de zestiende eeuw zou geworden zijn zonder Luther en Calvijn, of van de Franse Revolutie als Lodewijk XVI in den bloei zijns levens gestorven ware.”

​– Ferdinand Brunetière, Franse auteur. 1849 – 1906 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables. Page 140. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

De prestaties der oude Wereld mogen ons er niet toe verleiden om een beweging te overzien, die ernaar streeft om een staat te herstellen, die ouder is dan de oudste staat van Europa. (…) Geen mens denkt er serieus aan om alle Joden ter wereld onder dwang naar Palestina te sturen; maar niemand, die ook maar het geringste begrip voor het nationale leven heeft, zal verrast zijn dat de verstrooide, onderdrukte en verachte Joden voor een der grootste historische volkeren ter wereld een thuis stichten willen, alwaar zij in rust en vrede volgens hunne idealen zouden leven kunnen.”

– William Thomas Stead, Engelse redacteur en journalist. 1849 – 1912 n. Chr.

 [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

Iedereen kent en velen erkennen de intellectuele gaven, creatieve kracht, dorst naar kennis en hardnekkige, scherpzinnige energie des Joodse volks. Maar te weinig wordt er gesproken van de kwaliteiten die desondanks het meest karakteristiek lijken te zijn voor diegenen die Joodse vrouwen en mannen van dichtbij gezien hebben: hunne kracht in liefde, hun besef van broederlijkheid, hunne behulpzaamheid en zelfopoffering. Het is niet per ongeluk dat Jezus uit het Joodse volk voortkwam. De hedendaagse pogingen om te bewijzen dat hij een Ariër zou geweest zijn, zijn een verspilling van arbeidskracht voor diegenen, die net als ik zijne kwaliteiten gemakkelijker in hen van Joodse dan hen van Germaanse afkomst terugvinden.”

​– Ellen Key, Zweedse feminist. 1849 – 1926 n. Chr.

Key, E. (1913): Rahel Varnhagen. A Portrait. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Er is een domein zonder Joden, dus vermoedelijk vrij van uitbuiting; en de Rus moet er erg blij zijn! Doch, helaas zucht en kreunt het orthodoxe Rusland ook aldaar en het kan niet de schuld der Joden zijn! (…) De sociale positie van de Joden is de barometer die den morelen staat der volkeren aantoont.”

– Alexandra Kalmykova, Russische auteur en activist. 1849 – 1926 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables. Page 228. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Ook al zijn de Joden geen natie in de gewoonlijke betekenis des woords, waarom zouden ze geen natie worden moeten? (…) Wat het Zionisme aangaat, zie ik het als een toekomstkans des Joodse volks en zoiets mag niet opgegeven worden. In elk geval is mij het Zionisme als karaktervolle zaak sympathiek. Het draagt in zich een potentie van wilskracht en geeft den Joodse leven een bepaald karakter. (…) Het Zionisme heeft mijne volledige sympathie gewonnen en ik waardeer het veel hoger dan datgene, wat in het moderne Frankrijk nationalisme genoemd wordt. Het is een vooruitstrevende beweging, een herontwaken, waarvan ik voor de ganse beschaving erg veel verwacht."

– Tomáš Garrigue Masaryk, Moravische president van Tsjechoslowakije. 1850 – 1937 n. Chr.

Masaryk über Bolschewismus, Sozialismus und Zionismus. In: Wiener Morgenzeitung, Nr. 2005, 6. Jahrgang. 14. September 1924. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

​Christliche Staatsmänner und Gelehrte über den Zionismus. In: Die Welt. Nummer 43. Jahrgang 6. 24. Oktober 1902. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

Wat een vreemd idee, ik een Jodenhater! Jesaja en David en Heine zijn voor mij goed genoeg; en meer nog blijft ongenoemd. Als ik van Joodse bloede ware, zo zou ik de christenen niet hebben vergeven kunnen; de getto’s zouden in mijnen neus branden als mosterd of buskruit.” 

​– Robert Louis Stevenson, Schotse auteur. 1850 – 1894 n. Chr.

Stevenson, R.L. (1892): The Letters of Robert Louis Stevenson. Volume 2. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Wij Duitsers hebben geen reden om een Jodenstaat in Palestina af te wijzen en zullen het met vreugde begroeten, wanneer zich daar een unieke Joods-Hebreeuwse cultuur ontwikkelt.”

– Cornelius Gurlitt, Hamburgse/Duitse architect en kunsthistoricus. 1850 – 1938 n. Chr.

“De verdrijving van Joden uit een land heeft soms tot ongunstige gevolgen geleid, doordat dit den land een energetisch, ondernemend en avontuurlijk element ontnam. Frederik de Grote merkte op, dat de onderdrukking der Joden geen enkelen overheid welvaart gebracht heeft. Inderdaad, het ‘debâcle’ van des ooit machtige Spaanse Rijks is terug te leiden naar de gedwongen exodus in 1492… Het wordt beweerd dat de toetrede der Joden in Holland deze voorheen slaperige en tevreden natie tot wereldwijde activiteit aanstookte; en Cromwell ertoe bracht om hun wederkeer naar Engeland aan te moedigen, na een uitsluiting van meer dan 300 jaar… (…) De succesvolle oprijzing der Joden uit de veelvuldige beproevingen is klaarblijkelijk het gevolg des ernsts hunner religieuze praktijken, hunne strenge naleving der hygiënische wetten, hunne buitengewone energie, hun onverschrokken uithoudingsvermogen, hunnen ontembaren wil en hunne uithoudingskwaliteiten, die goed dienen kunnen als aanschouwelijk onderwijs ter imitatie door de ganse wereld.”

​– John Cockburn, Schotse/Britse premier van Zuid-Australië. 1850 – 1929 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables. Page 86. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Op het ogenblik wordt Palestina door maar zeshonderdduizend mensen bewoond, doch met de juiste cultivering kunnen er makkelijk tweeënhalf miljoen mensen wonen. Gij zijt een volk zonder land; er bestaat een land zonder volk. Weest verenigd. Vervult de dromen uwer oude dichters en patriarchen. Gaat terug, gaat terug naar het land Abrahams."

– John Lawson Stoddard, Amerikaanse docent. 1850 – 1931 n. Chr.

Stoddard, J.L. (1897): Lectures. Page 1897. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Ik geloof dat de inspanningen der Joden om een eigen volksverblijf in Palestina te stichten met succes bekroond worden zal. (…) Ook de zionistische beweging behoort naar mijn mening tot die in de lucht liggende dingen, die overal gezonde kiemen in de grond zaaien.”

– Arthur Gundaccar von Suttner, Oostenrijkse schrijver. 1850 – 1902 n. Chr.

Kaufmann, M.W. (1900): Zionisten und Christen. Page 105. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

Het schijnt mij dat het volledig gepast en prijzenswaardig was, dat het Joodse volk in alle werelddelen verlangen zou, om een nationaal thuis voor gene leden zijns rassen te hebben, die wensen, naar het land terug te keren, dat de bakermat huns rassen was, en alwaar zij enkele duizenden jaren gewoond en gewerkt hebben, teruggaand tot de dagen, die in den schemerige dageraad der gedocumenteerde geschiedenis. Wat zou lovenswaardiger of aantrekkelijker zijn kunnen dan zulk een verlangen? Waarom zou er niet aan voldaan worden moeten?"

– Henry Cabot Lodge, Amerikaans senaatslid (Republikeins) uit Massachussets. 1850 – 1924 n. Chr.

United States Congress. House. Committee on Foreign Affairs (1944): Jewish National Home in Palestine. Page 375. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Ik groet u, vertegenwoordigers des Joodse volks. Ik ben u dankbaar voor wat het Joodse volk gedurende de [Wereld]oorlog gedaan heeft. Het heeft op het slagveld enormen heldenmoed getoond en Joden namen gedurende den strijd als mannen het offensief. Ge hebt reden om trots op uw ras te zijn.”

​– Ferdinand Foch, Franse maarschalk en Opperste Geallieerde Bevelhebber. 1851 – 1929 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables. Page 417. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Het Joodse volk is te zeer individueel, te zeer van andere naties verschillend, om zichzelf aan assimilatie te verliezen. (…) De Joden maken thans een hergeboorte als natie door, door zich nadrukkelijk als zodanig te erkennen. We kunnen van hen veel verwachten, daar zij vele intellectuele krachten bezitten."

– Léon Bourgeois, Franse politicus (RP). 1851 – 1925 n. Chr.

Hoppe, H. (1904): Hervorragende Nichtjuden über den Zionismus. Page 56. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

Ofschoon immer onderdrukt, heeft het Joodse volk nooit den moed verloren en alle gruwel en tirannie waren niet in staat, om den oerouden hoop op het nieuwe Zion te verstikken. Zwaar is nog immer hun strijd, nog veel rest den Joodsen arbeiders te doen, maar hun uiteindelijke zege is gewis. (…) Er is nog een macht, op welke het Joodse volk steunen kan: De internationale sociaaldemocratie. De socialistische Internationale zal voor de Joodse zaak in de bres springen. De Joden zullen in Palestina aan de Europese schijncultuur een hogere cultuur tegenoverstellen en een staat vormen, die voor alle volkeren voorbeeldig zijn zal. Daarom roep ik den Joodse volk toe: Strijdt met alle kracht voor uwe vrijheid. Stelt vol vertrouwen in de toekomst. De zon der vrijheid zal voor u opkomen!”

– Henri van Kol, Nederlandse parlementariër (SDAP). 1852 – 1925 n. Chr.

Kol, H.H. van (1919): Die Zukunft des jüdischen Volkes. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Onder de relikwieën der oudheid die vandaag de dag overblijven, is geen ander voorwerp van zo groot belang als het Joodse volk. (...) In hen vinden we een monument uit de oudheid, dat van onschatbare waarde is, waarop de oorsprong, de vooruitgang en het uiteindelijke lot des gehele mensenrassen in duidelijk leesbare karakters geschreven staan - een levende en intelligente getuige der stapsgewijze uitwerking ener prachtige bestemming der menselijke aangelegenheden, in precieze overeenstemming met de voorspellingen hunner goddelijk geïnspireerde profeten en zieners. De nationale kenmerken van eeuwen geleden zijn nog immer toonaangevend, zelfs tot aan hunne voorliefde voor de preien en uien en knofloken van Egypte, en hun stijfnekkige koppigheid. Als volk hadden ze waarlijk in elk opzicht vele pluspunten, daar zij zich voor de orakelen Gods inzetten, onder zich dichters, advocaten, staatsmannen en filosofen ontwikkelden, en zich stapsgewijs van een slavenvolk opwerkend om uiteindelijk - gelijk in den tijd Salomons, het hoogtepunt huns roems - een onder de natiën onderscheiden en geëerd volk, dat de verwondering en bewondering der ganse wereld aantrok, te worden."

– Charles Taze Russell, Amerikaanse adventistische predikant uit Pennsylvania. 1852 – 1916 n. Chr.

Russell, C.T. (1891): Thy Kingdom Come. Study VIII. Page 149. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Het schijnt mij dat de oprichting in Palestina eens national tehuizes voor het Joodse volk tot vrede op deze wereld zou leiden. De Joodse Staat zou, zoals George Eliot nauwkeurig zegt, 'een republiek waarin de Joodse geest zichzelf openbaart in een nieuwe orde gebaseerd op de oude' zijn."

– Hallam Tennyson, Engelse/Britse gouverneur-generaal van Australië. 1852 – 1928 n. Chr.

Sokolow, N. (1919): History of Zionism. 1600-1918. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Als het lukken zoude om op oude cultuurbodem een nieuw land te stichten, waar een in het bezit ener oude cultuur staande mensenklasse tonen zoude, hoe de sociale verhouding ten behoeve van eenieder in te richten zij – zoude dat de grootste cultuurvooruitgang zijn die de mensheid ooit geboekt heeft.”

– Moritz von Auffenberg, Oostenrijkse generaal. 1852 – 1928 n. Chr.

[Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Geen der prachtige namen uit de geschiedenis - Egypte, Athene, Rome - kan zich in eeuwige grandeur met Jeruzalem vergelijken. Daar Israël der mensheid de categorie der heiligheid gaf. Israël alleen kende den dorst naar sociale rechtvaardigheid en de innerlijke vroomheid die als bron van rechtvaardigheid dient.”

– Charles Wagner, Elzassische/Franse lutherse pastoor. 1852 – 1918 n. Chr.

Hertz, J.H. (1920): A Book of Jewish Thoughts. Page 134. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Indien de commerciële toekomst van Palestina tot grote ontwikkeling in staat is, verheug ik mij erover, dat het Joodse volk aan deze ontwikkeling bijdragen zal. (…) De geografische ligging van Palestina, tussen den Oriënt en den Occident, schijnt het boven alles tot vereffeningshuis der wereld te maken. Ik kan mij het Joodse volk goed in een eigen land als een gemeenschap voorstellen, die door de machten beschermd wordt. De toekomst van Palestina is voor de Joden. Mogen zij slechts hun nationale gevoel handhaven en ontwikkelen."

– Hall Caine, Manx auteur en toneelschrijver. 1853 – 1931 n. Chr.

Hoppe, H. (1904): Hervorragende Nichtjuden über den Zionismus. Seite 57. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

Als christen zie ik in, dat ik den Jodendom veel dank verschuldigd ben. Was niet mijn Redder naar den vleze een Jood? De profeten en apostelen waren ook Joden. De hoeksteen, de grondslag, ener universele kerk werd uit het huis Israëls genomen. En als een Slavoniër voel ik, dat ik een grote en zware schuld draag tegenover de Jodenschap, en dat ik deze zou afbetalen moeten met welk losgeld dan ook. Het Joodse vraagstuk is in wezen een kwestie van rechtvaardigheid en gerechtigheid. De gerechtigheid wordt in de persoon des Joods met voeten getreden, daar de vervolging waaraan hij onderworpen is zonder de minste rechtvaardiging geschiedt."

– Vladimir Solovjov, Russische filosoof, theoloog en dichter. 1853 – 1900 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables. Page 296. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

De Joden waren te allen tijde van het belang des vooruitgangs vervuld en ondanks alle ongelukkige omstandigheden waaronder zij leden, hebben de Joden op wonderbaarlijke wijze aan den vooruitgang der wetenschap en beschaving bijgedragen. De Joden mogen niet eerder tevreden zijn dan wanneer de Joodse thuisplaats in Palestina opgericht is, van waaruit zij over de mogelijkheid beschikken zullen, om een geestelijke invloed op Europa uit te oefenen. De 320 miljoen zielen in India wensen hen het beste succes in hunne inspanningen toe. Ik wens dat binnenkort de dag komen zal, dat als teken des wederzijdse akkoords tussen Joden en de overige Aziaten bijeenkomsten zullen worden gehouden, in Peking, Teheran, Delhi, Kaboel, etc., opdat het werkelijke wederzijdse begrip praktische vormen aannemen moge.”

– Haraprasad Shastri, Bengalese/Indiase geleerde. 1853 – 1931 n. Chr.

[Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

De grondstoffen dezes lands zijn nog volledig ongebruikt en zullen door de Joodse immigranten ontwikkeld worden. Een der verrassendste dingen in den afgelopen tijd was dat de Palestijn het land vroeger verliet en over de volle zeeën in alle windrichtingen trok. Zijn geboortegrond kon hem niet vasthouden, ondanks het feit dat zijne voorouders er reeds 1000 jaar lang gewoond hadden. Omgekeerd zagen we Joden uit het buitenland naar Palestina stromen vanuit Rusland, Duitsland, Oostenrijk, Spanje, Amerika. De oorzaak dezes fenomeens kan den mensen die helder van geest zijn niet verborgen blijven. Zij wisten dat het land zijnen oorspronkelijken zonen, ondanks al hunne verschillen, een heilig en geliefd thuisland was. De wederkeer dezer ballingen naar hun thuisland zal hunnen broeders op de velden, in de fabrieken, in den handel en op andere met zwoegen en arbeid te maken hebbende zaken in materieel en spiritueel opzicht een les leren kunnen.”

– Hussein bin Ali, Arabische koning van Hidjaz. 1854 – 1931 n. Chr.

Katz, S. (1985): Battleground. Fact and Fantasy in Palestine. Page 75. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

De heroprichting van Judea door de arbeid des Joodse volks is zeer betekenisvol. Het is een geweldig idee [en] gunstig. Het is conform den wil Gods. (…) Jazeker! Ik geloof dat we goede buren zijn zullen.”

– Benedictus XV (Giacomo della Chiesa), Piëmontese/Italiaanse paus van de Rooms-Katholieke Kerk. 1854 – 1922 n. Chr.

NY Times (1985): Vatican Ties Would Solve None of Israel's Problems. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Het Zionisme is onmiskenbaar een zoete droom, en het is ondenkbaar, om voor het streven des vervolgde volks om een eigen vaderland te stichten, geen sympathie te voelen."

– Vladimir Korolenko, Oekraïense schrijver. 1853 – 1921 n. Chr.

Russische Schriftsteller über den Zionismus. In: Die Welt. Nummer 35. Jahrgang 6. 29. August 1902. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Het kleine Judea bezorgde Rome meer moeilijkheden dan Gallië. Het Rijk moest aldaar zijn beste legioenen onderbrengen, legioenen die elders hard nodig waren: Batavieren, Nerviërs en Kelten. De Joden waren een rusteloze menigte. Ze hadden, zo zou men zeggen kunnen, zich moreel nooit ontwapend. Ze waren in het gezicht van Assyrië en Babylonië en Egypte gevlogen, wierpen zich als gekken op deze grote rijken. Ze zagen hoe deze kolossen zich in de afgrond der geschiedenis stortten… (...) We spreken dikwijls van de Joden als een volk zonder land, een volk van nomadische rondzwervers, maar wij vergeten dat de Joden hun land met een heldendom en radeloosheid hebben verdedigd, die wij zelden elders ervaren. Ze hebben nooit, zoals de Grieken bijvoorbeeld, met het verlies hunner nationale onafhankelijkheid genoegen genomen.”

​– Hubert Lyautey, Franse resident-generaal in Marokko. 1854 – 1934 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables. Page 88. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“De Zionistische beweging, die tegen het einde der afgelopen eeuw ontstond, betekent een groten vooruitgang… De Joden zijn de vooruitgang. (…) De Argentijnse republiek, wier handel en vooruitgang den Joden meer te danken hebben dan men gewoonlijk aanneemt, heeft zich met bijzonderen ijver bij de Zionistische beweging aangesloten. (…) De hoop der Zionisten zal zich vroeg of laat verwezenlijken, nu moet er vlijtig gewerkt worden, om den weg te banen voor de toekomst.”

– Estanislao Zeballos, Argentijnse minister BuZa. 1854 – 1923 n. Chr.

Hoppe, H. (1904): Hervorragende Nichtjuden über den Zionismus. Page 95. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

De Joden brengen de wereld in verlegenheid aangezien zij het ondenkbare gedaan hebben. Ze (...) hebben de regels der geschiedenis geschonden door in leven te blijven, op totaal gespannen voet met het gezonde verstand en met de historische bewijzen. Zij overleefden al hunne voormalige vijanden, inclusief enorme imperia, zoals de Romeinen en de Grieken. (...) Zij bouwden levende monumenten zoals den plicht om heilig te zijn, en het voorrecht om den medemens te dienen. Zij hebben deel genomen in elke menselijke progressieve inspanning, of het nu de wetenschap, de geneeskunde, de psychologie of een ander vakgebied was, geheel buiten verhouding staand tot hun ware aantal. Ze gaven der wereld de Bijbel en zelfs haren 'verlosser'. (...) De studie der geschiedenis van Europa gedurende de afgelopen eeuwen leert ons een essentiële les: dat de volkeren die den Jood ontvingen en hem op wat voor manier dan ook eerlijk en barmhartig bejegenden, tot bloei gekomen zijn, en de volkeren die hen hebben gefolterd en onderdrukt, hunne eigen vervloeking uitgeschreven hebben."

– Olive Schreiner, Zuid-Afrikaanse intellectueel. 1855 – 1920 n. Chr.

Steinberg, D. (2008): Reflexions. Page 26. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Er zou geen joodse religie zijn, als er geen Joodse natie bestaan zou. Die bestaat echter wel. De Joodse nomocratie (d.w.z. rechtsorde) verenigt de Joden, hoe verstrooid zij ook over alle landen der wereld zijn mogen, tot een vast, eensgezind en absoluut politiek organisme, waarin de gemeenzaamheid des bloeds van de gemeenzaamheid des verledens getuigt en de gemeenzaamheid der toekomst verzekert. (…) Het Joodse geloof in God, dat, wat men bij dit volk ‘religie’ noemen kan en ook mag (want het is de bron ener achtenswaardige moraliteit geworden), is een onderdeel dezer nationale gedachte, niet omgekeerd. Om te beweren dat er een Joodse religie is, maar geen Joodse natie, betekent daarom simpelweg onzin te verkondigen."

– Houston Stewart Chamberlain, Engels-Duitse auteur. 1855 – 1927 n. Chr.

Chamberlain, H.S. (1900): Die Grundlagen des 19. Jahrhunderts. Seite 386. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

”Het zou een fout zijn om den Romeinsen juridischen opvattingen een ongedeelden invloed op de ontwikkeling des rechts en der instellingen tijdens de Middeleeuwen toe te kennen… (...) Zowel de wetten van Mozes als de wetten van Rome hebben suggesties en impulsen aan de mannen en instituties die de moderne wereld voorbereiden zouden bijgedragen; en als wij slechts ogen hadden om te zien (...) zouden we probleemloos ontdekken, hoeveel wij den Joden naast den godsdienst te danken hebben."

– Woodrow Wilson, president van de Verenigde Staten (Democraat). 1856 – 1924 n. Chr.

Hunterberg, M. (1937): Tragedy of the Ages. Page 62. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

De Jood, die zich vroeger in dezelfde positie bevond als de neger heden, geniet thans volledige erkenning, omdat hij zich in zakelijken of industriëlen zin met Amerika vervlochten heeft. (…) Wij treffen in de geschiedenis der Joden in dit land en andere landen een zeer helder en treffend voorbeeld aan. Er is wellicht geen ras dat zoveel geleden heeft, dan wel niet in Amerika maar in enkele der Europese landen. Maar deze mensen bleven samen. Ze beschikken over een zekere hoeveelheid aan enigheid, trots en rassenliefde.”

– Booker T. Washington, Afro-Amerikaanse activist. 1856 – 1915 n. Chr.

Pipkin, J.J. (1902): The Negro in Revelation. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"De Jood had oorspronkelijk geen speciale neiging tot den handel. In vroegere tijden was hij veehouder, bodembebouwer en handwerker des simpelste aards; en als gevaar dreigde, was hij een krijger van buitengewone moed, zoals de glorierijkedaden van Juda Maccabeüs en andere Joodse helden betuigen. (…) Dat de Joden in de afgelopen eeuwen een natie van koopmannen geweest zijn, werd als verwijt tegen hun ras gebruikt, ofschoon zich dat moeilijk begrijpen laat. Eerlijke handel is evenzo een rechtmatig beroep als elk ander en heeft niet weinig aan de verheffing en de aan het comfort van de mensheid bijgedragen. (…) De God, die zowel de Israëlieten alsook de bekenners des islams vereren, zal op het juiste moment Israël weder een plaats verschaffen in zijn oude aarddeel, waar de Jood onder bescherming zijns krachtigere oudere broeders Ismaël zingen zal de woorden des glorieuze zangers van Israël [d.w.z. Koning David].”

​– Abdullah Quilliam, Engelse auteur en bekeerling tot de islam. 1856 – 1932 n. Chr.

Zionistische Demonstrations-Versammlung in Liverpool. In: Die Welt. Nummer 38. Jahrgang 6. 19. September 1902. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Het lijkt mij terecht en juist, dat de socialisten de onderneming onzer Joodse kameraden en des ganse Joodse volks, om van Palestina bezit te nemen en aldaar den Joodsen Staat met een Joodse nationaliteit en regering te herstellen, met alle krachten te ondersteunen.”

– Eugene V. Debs, Amerikaans congreslid (Socialist) uit Indiana. 1855 – 1926 n. Chr.

[Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

De Joden behoren Palestina toe en Palestina moet den Joden toebehoren. Waarom leiden uwe rijke mensen hen niet terug uit de landen hunner slavernij naar hun toegewezen thuis?”

– H. Rider Haggard, Engelse auteur. 1856 – 1925 n. Chr.

Haggard, H.R. (2001): Diary of an African Journey. 1914. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Daar de Joden geen industrieel proletariaat vormen, is de huidige propaganda der sociale democratie voor hen ontoereikend en onverstaanbaar. (...) Voor het zionisme koester ik warme gevoelens, ook al geloof ik niet in de haalbaarheid der idee. Het zionisme brengt in elk geval in deze slappe massa's leven en zelfvertrouwen. De zionistische propaganda als politieke propaganda houd ik voor gerechtvaardigd, want zelfs de hoogste ideeën kunnen een volk niet anders dan in een aan zijne individualiteit aangepaste vorm toegediend worden.”

​– Ivan Franko, Rutheense politicus in Oostenrijk-Hongarije. 1856 – 1916 n. Chr.

Massenelend in Galizien. In: Die Welt. Nummer 3. Jahrgang 1. 18. Juni 1897. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Niemand die een dozijn of twee der na- en vooroorlogse Joodse koloniën in Palestina bezocht heeft, kan erin falen om tot de conclusie te komen, dat de beweging die zulke beschaafde nederzettingen heeft voortgebracht en voortbrengt, er een is, die er niet in zal falen, om den land hoogst gunstig te zijn. (...) Iedere nieuwe kolonie is een centrum van vooruitgang.” 

– Sir Martin Conway of Allington, Engelse/Britse parlementariër (Conservative). 1856 – 1937 n. Chr.

Conway, W.M. (1923): Palestine and Morocco. Page 253. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“De sympathie, die ik voor het Joodse volk koester, is een diepe; het is een soort van betovering. En mijn ras – het Ierse – heeft veel aanknopingspunten met de Joden. (…) Ook tegen de vervolgingen in de Balkanstaten is er slechts een hulpmiddel: een Jodenstaat, die gerespecteerd en gevreesd wordt. De grootmachten zouden een soort van platonisch beschermingscomité oprichten kunnen, maar in den eersten plaats zullen de Joden op zichzelf aangewezen zijn en uit zichzelf een grootmacht maken moeten. En zijn ze heden niet reeds een grootmacht in alle kunsten, in de wetenschap en literatuur aller landen ter wereld? De Jood is de hersenmens, die een groot aandeel in het beheer en de leiderschap aller natiën heeft.”

– Seoirse Bearnard Ó Seách (George Bernard Shaw), Ierse toneelschrijver. 1856 – 1950 n. Chr.

Hoppe, H. (1904): Hervorragende Nichtjuden über den Zionismus. Page 68. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“We weten, dat [de Joden] 2-3000 jaar geleden in wezen veefokkers en landbouwers waren, gelijk de Arabieren nog heden. We weten ook, dat ze onder David en de Makkabeeërs doorslaggevende krijgshaftige eigenschappen ontwikkeld hebben. (…) Reeds in den tijd van Christus was de Diaspora, in het bijzonder de Alexandrische Jodenschap, rijker en in hoger aanzien dan de Jeruzalemieten. Zo zou ook in onze eeuw een half onafhankelijk Joods staatswezen naast een sterke Diaspora bestaan kunnen. In elk geval zijn allen, Joden gelijk christenen, ermee gediend, als het Joodse proletariaat onder draaglijke leefomstandigheden ergens op aarde gevestigd wordt, waar het naar zijne eigen gebruiken en naar hunne eigen smaakrichting te leven vermag. Op dezen grond kunnen wij de zionistische beweging slechts volledig succes toewensen.”

– Carl Peters, Hannoverse/Duitse kolonialist. 1856 – 1918 n. Chr.

Tägliche Rundschau. In: Die Welt. Nummer 42. Jahrgang 7. 16. August 1903. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

Dappere Israëlieten! Door uw heldhaftige gedrag heden hebt gij uzelf bewezen als ware nakomelingen der aloude Makkabeeërs. God stond toe, dat gij u ook in de vreedzame strevens voor de welvaart van Bulgarije onderscheidt!”

– Alexander Joseph of Battenberg, Prince of Bulgaria. 1879 – 1886 n. Chr.

Der ungarische Israelit (1893). 21. Jahrgang. Nr. 28. 20. Dezember 1893. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Het nationaliteitsprincipe vereist de onteigening [der Turken]. Er is ook geen inheemse beschaving in Palestina, die den plaats der Turken zoude overnemen kunnen, behalve die der Joden, die Palestina alles hebben gegeven, wat ooit waarde gehad heeft op de wereld.”

– George Adam Smith, Schots-Indiase theoloog. 1856 – 1942 n. Chr.

Katz, S. (1985): Battleground. Fact and Fantasy in Palestine. Page 116. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Abraham geldt binnen de katholieke mis als onze patriarch, onze voorvader. Het antisemitisme is met deze verheven gedachte die dit feit uitdrukt niet verenigbaar. Het is een beweging, waarmede wij christenen niks te maken hebben mogen. Neen, neen, ik zeg u, dat het voor christenen onmogelijk is om aan het antisemitisme deel te hebben. Het is ontoelaatbaar. Door Christus en in Christus zijn wij het spirituele nageslacht van Abraham. Spiritueel zijn wij [christenen] allen Semieten."

​– Pius XI (Achille Ratti), Lombardische/Italiaanse Paus van de Rooms-Katholieke Kerk. 1857 – 1939 n. Chr.

Pope Pius XI (1938): Spiritually, we are Semites. 6th of September 1938. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Is er iemand, die niet van de meest elementaire gevoelens der menselijkheid en gerechtigheid verstoken is, die dezen verbannen volk het recht ontzeggen zoude, om hunnen plaats met dezelfde rechtvaardiging als andere inheemse elementen terug te winnen in een Palestina, waarin de collectieve controle der Europese machten voor ieder de bescherming zijner heiligste rechten garanderen zal?”

​– Stéphen Pichon, Franse minister BuZa. 1857 – 1933 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables. Page 438. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Het lijkt mij volkomen gepast om een Zionistischen Staat te beginnen rondom Jeruzalem. (…) Er kan geen vrede zijn, die de moeite waard is, totdat (…) den Joden het bestuur over Palestina gegeven wordt."

– Theodore R. Roosevelt, president van de Verenigde Staten (Republikeins). 1858 – 1919 n. Chr.

Roosevelt, T. R. (1954): The Days of Armageddon. 1900-1914. Page 1372. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"De Japanse overheid neemt gaarne kennis van het zionistische verlangen naar den opbouw eens nationaal thuizes voor het Joodse volk in Palestina, en ze kijkt vol sympathieke belangstelling ​uit naar de verwezenlijking van zulk een verlangen, op de voorgestelde basis.”

– Chinda Sutemi, Japanse ambassadeur in Duitsland. 1857 – 1929 n. Chr.

World Zionist Organization, Central Zionist Archives, Jerusalem, Copy Z4/2039. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Ik heb langen tijd gehoopt, dat het mogelijk zijn zoude, om zulk een [Balfour]verklaring op te stellen; en nu wordt het uitgedragen in dergelijke woorden, die op gelijke basis door zowel de Joden, die aan vriendelijke kusten een gelukkig thuis gevonden hebben, als diegenen die reeds lang naar de hervestiging huns rassen in het oude land verlangen, begroet zullen worden."

– Robert Crewe-Milnes, Britse staatssecretaris van Oorlog (Liberal). 1858 – 1945 n. Chr.

​​Sokolow, N. (1919): History of Zionism. 1600-1918. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Palestina is het Californië van Azië. (...) De koloniën aan het Tiberiasmeer en aan het bovenste uiteinde des Jordaandals lopen met hunne schone, moderne huizen en boombegrensde straten, eeuwen vooruit op de raamloze, schaduwloze leemhuizen der aangrenzende Arabierendorpen. Wetenschap, bekwaamheid en vlijt zullen de vlakten van Esdralon, het dal van Jizreël, tot een gelijk betoverend beeld van landschappelijke schoonheid en landbouwkundige weelde maken, gelijk het heden den blik van diegene betovert, die van Los Angeles naar St. Bernardino onderweg is. De Joden brengen hunnen ouden thuisland hetzelfde optimisme en dezelfde energie tegemoet, die Californië kenmerken. Een treffend voorbeeld daarvan zijn Jaffa en Tel Aviv. (...) Er is op deze planeet niets, wat met het moderne wonder van Tel Aviv vergeleken worden kan, afgezien van dat ene wonder aan zelfvertrouwen en visie: Los Angeles. De moderne molens in Haifa, het elektrische licht in Tel Aviv, de hydroelectrische ontwikkeling van Tiberias, de voorzorgsmaatregelen voor drinkbaar water en gezondheidszorg in Jeruzalem zijn bewijzen van den Joodse scherpzin en de Joodse kundigheid. Ze laten geen twijfel aan het uiteindelijke succes des plans des Joodse thuislands bestaan."

– Elwood Mead, Amerikaanse landbouwkundige. 1858 – 1939 n. Chr.

Mead, E. (1924): Palästina und Kalifornien. In: Aufbau 1 von 15.5.1924. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“[Den Jood] werd de ware kennis van God gegeven. Hij gaf het aan Mozes, die der wereld de eerste Republiek gaf en wiens wetten na 3.300 jaar nog altijd den grondslag der rechtsopvatting der beschaafde wereld vormt. (…) Onze Bijbel werd door Joden geschreven. Wat zou de wereld zijn zonder de Bijbel? (…) Het was de Bijbel (…), die de mensen van Europa in een beschaafden toestand hief (…), en vanwege dit grote boek, waarin de mensheid hare diepste hopen vond, zijn wij den Joden dank verschuldigd.”

- Madison C. Peters, Amerikaanse predikant, acteur en auteur. 1858 – 1918 n. Chr.

Jeffrey, G.R. (2008): Countdown to the Apocalypse. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Niet aan grotere aangeboren geesteskrachten, maar simpelweg aan de strengere naleving van religieuze voorschriften en aan een kuise, spaarzame en gewetensvolle levenswijze hebben de Semieten hunne grotere financiële successen te danken. Als de christenen slechts hetzelfde doen wilden, zouden zij voor een Semitische overmacht niks te vrezen gehad hebben. (…) Ik heb onder de Joden de medelijdendste, warmhartigste, opofferingsbereidste en hoogzinnigste karakters gevonden en onder de christenen de zelfzuchtigste, hartelooste en laagst denkende en handelende wezens kennen geleerd, zodat ik over de bruutheid der Jodenvervolging met afschuw vervuld ben.”

– Philo vom Walde, Silezische/Duitse auteur. 1858 – 1906 n. Chr.

Dr. Bloch's oesterreichische Wochenschrift (1895). Jahrgang 12. Nr. 51. Seite 941. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“De beweging voor de oprichting eens nationale thuizes voor het Joodse volk in Palestina is er een, die mijne warmste

​sympathieën draagt, en ik hoop oprecht dat uw betoog door succes gekroond zijn moge.”

– Lord Alfred Emmott, Engelse/Britse parlementariër (Liberal). 1858 – 1926 n. Chr.

Sokolow, N. (1919): History of Zionism. 1600-1918. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Ik sympathiseer volkomen met de koene idee van het zionisme, en wens dat het zionisme alle hindernissen en tegenspraken, die bij elke poging om vooruit te bewegen opduiken, overwinnen zal."

– Paul Miljoekov, Russische historicus en politicus. 1859 – 1943 n. Chr.

Russische Schriftsteller über den Zionismus. In: Die Welt. Nummer 35. Jahrgang 6. 29. August 1902. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

De meesten [der Palestina-pioniers] zijn jonge mannen, die gewoonlijk in korte kaki-kniebroeken en halsvrije witte hemden, blootshoofds of in Europese stoffen petten rondlopen. Ook enkele meiden bevinden zich daaronder, met bobkapsels, witte katoenjurken met korte mouwen en hoornen brillen. Velen hebben middelbareschool- en hogeschoolopleidingen genoten, zodat de arbeiders aan de universiteitsbouw eruitzien als studenten. Ze zijn grotendeels in het bezit van een prachtvolle lichamelijke constitutie en hebben in hunne gezichten een uitdrukking der zelfverzekerdste wilskracht. (…) De pioniers en de door dezelfde pioniersgeest bezielde nieuwe immigranten hebben deze koloniën met eigen hand gebouwd op een bodem, die oorspronkelijk vaak moerassig en met malaria besmet was en tegen ongehoorde prijzen (…) van de Arabische eigenaars gekocht werd. (…) De pioniers [vertegenwoordigen], indien zij ook geloven, dat zij het leven hunner voorvaderen in Palestina wederopstaan laten, een absoluut nieuw soort synthese tussen de avondlandse en de oriëntale geest op het kritischte punt der Europees-Aziatische grens.”

– Graham Wallas, Engelse socialist en psycholoog. 1858 – 1932 n. Chr.

Wallas, G. (1924): Palästinapioniere. In: Wiener Morgenzeitung. Nr. 2080, 6. Jahrgang. 3. Dezember 1924. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

Het zionisme is het streven der Jodenschap om op de grondslagen der Joodse geschiedenis en der moderne cultuur een autonoom gemenebest te stichten. De grondbeginselen van het zionisme bevinden zich deels in de gebeden en in de theologische boeken des Joodse volks, die van de gedachte des herstels des Joodse rijks en Jeruzalems als residentiestad doordrongen zijn. De uiterlijke aanzet, die het zionisme in leven riep, is het antisemitisme, hetwelk gedurende de afgelopen twee decennia in de staten van de oude en nieuwe wereld met bijzondere kracht tot uitdrukking kwam.”

– Ivan Troitsky, Russische theoloog. 1858 – 1929 n. Chr.

Hoppe, H. (1904): Hervorragende Nichtjuden über den Zionismus. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“De gedachte, om den Joodse volk een publiekrechtelijk gegarandeerd thuisland in Palestina te bieden, heeft mijne volledige sympathie. Het onrecht van twee millennia zou daarmee goedgemaakt worden, en de ontwikkeling ener door en door Joodse cultuur zou een verrijking der wereldcultuur zijn.” 

– Ludwig Quidde, Bremense/Duitse pacifistische politicus. 1858 – 1941 n. Chr.

Das Jüdische Echo. Nr. 41. Seite 648. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

(OPGELET: Keizer Wilhelm II was ook een beruchte Jodenhater)

"De grondgedachte [der zionistische beweging] had mij immer geïnteresseerd, ja zelfs sympathiek geroerd. (...) Ik ben van overtuiging, dat de vestiging in het Heilige Land door het kapitaalkrachtige en vlijtige Volk Israël den eerstgenoemden tot ongekende bloei en zegening brengen zal. (...) Het land heeft plaats voor allen. Zorgt gij voor water en schaduw. Ook voor de ingeborene bevolking kunnen de werkzaamheden der koloniën als een aansporend model dienen. Uwe beweging, die ik maar al te goed ken, omvat een gezonde gedachte."

– Wilhelm II von Hohenzollern, koning van Pruisen en Duitse keizer. 1859 – 1941 n. Chr.

Benner, T.H. (2001): Die Strahlen der Krone. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

Steininger, R. (2015): Deutschland und der Nahe Osten. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].
Theodor Herzl trifft Wilhelm II. in Jerusalem (1898). [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Het beleid der regering vindt mijn warmste en onvoorwaardelijke toestemming; ik sympathiseer met de zionistische aspiraties.”

 William Palmer, Engelse/Britse hoogcommissaris naar Zuid-Afrika (Liberal/Conservative). 1859 – 1942 n. Chr.

[Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“De Zionisten zijn naar dit land gekomen om erin te leven. Ze zijn geleerde en beschaafde mensen. Ze hebben geen grandioze ambities en ze vormen onder zichzelf een eenheid. Het is noch rechtvaardig, noch menselijk voor ons, om deze natie te haten en te minachten.”

– Hussein al-Husayni, Ottoman-Arab mayor of Jerusalem. ??? - 1918 n. Chr.

Pappe, I. (2010): The Rise and Fall of a Palestinian Dynasty: The Husaynis, 1700-1948. Page 141. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Het is een grote gedachte en een teken van goede voorbeduiding, dat de eerste beslissende daad van het zionisme aan de verwezenlijking ener grote idee deelnemen moet, de idee ener opleving aller volkeren, ongeacht klasse of geloof of welke andere voorwaarden dan ook. Ongeacht ras en religie zien we in Palestina het Heilige Land. Vanuit dit land kwamen gene grote morele inspiraties, in de banen waarvan de levensstijl van de halve wereld nog altijd beweegt. Vanuit Palestina gingen die prachtige invloeden uit, waarvan de menselijke geest nauwelijks de volle betekenis bevatten kan. (…) Het zal het doel van het zionisme zijn, om Palestina weer tot een bron van kennis en idealisme te maken en door de oprichting van onderwijs- en opvoedingsfaciliteiten, die allen toegankelijk zijn, de oude waarheden weer in nieuwe gewaden te kleden.”

– George Barnes, Schotse/Britse minister van Pensioenen (Labour). 1859 – 1940 n. Chr.

Jüdische Rundschau (1918): Heft 35. Seite 270. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

"Indien dit besluit in den geest der nationale bevrijding en nationale concentratie uitgevoerd wordt, die voor zover ik weet, te allen tijde hunne beweging onderscheiden heeft, dan zal het een uitgangspunt voor een nieuwe en vruchten afwerpende ontwikkeling in de geschiedenis huns hoogbegaafde rassen worden. De weerslag die door de Joodse burgers in de verscheidene landen tot dusver aan den vooruitgang der algemene beschaving gegeven werd, zal gelijk tot dusver voortgezet worden, maar een deel der moeilijkheden, die op bepaalde plekken der wereld zich daardoor voorgedaan hebben, dat een onevenredig talrijke Joodse bevolking in het kader der aldaar wonende andere natiën leeft, zullen gans gewis makkelijker overwonnen worden en verdwijnen, zodra een wederopgerichte Joodse nationale staat het natuurlijke centrum voor de waarneming der Joodse belangen in de ganse wereld wordt. (...) Het internationale socialisme heeft door zijne herhaalde stellingname niet alleen tegen de schaamteloze Jodenvervolgingen in bepaalde landen, maar ook voor het programma van het zionisme, een vrijen, nationalen Joodsen staat te stichten, zijnen standpunt tot hunne strevens klaar als den dag uiteengezet."

– Hjalmar Branting, premier van Zweden. 1860 – 1925 n. Chr.

Ein Glückwunschschreiben Brantings an die Zionistische Organisation in Schweden. Wiener Morgenzeitung. Heft 482 vom 27.5.1920. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Alle hindernissen voor de Joodse kolonisatie en immigratie in Palestina moeten verwijderd worden en den Joodse kolonisatiewerk moet door internationale rechtsverhoudingen van de mogelijkheid tot vrije ontwikkeling verzekerd worden. Daarom eist ons vredesmanifest internationale bescherming voor de Joodse kolonisatie.”

– Piter Jelles Troelstra, Friese/Nederlandse socialistische leider. 1860 – 1930 n. Chr.

P.J. Troelstra über die Judenfrage. In: Das jüdische Echo Vol. 4 (28/12/1917). Nummer 52. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Het is nogal bedroevend dat de Joodse natie, een natie die zoveel voor de wereld gedaan heeft, zelfs nu nog zo gehaat en vervolgd wordt. Waarom de nieuwe Duitse overheid op deze vreemde wijze handelen moet, kan ik niet eens raden. Het is dwaas en ook fout; want de Joden hebben om de beurt bij de graven al hunner onderdrukkers gestaan. Waarnaar wij zoeken moeten, is het geheim der unieke grootsheid des Joode volks. In welken zin en om welke reden waren zij 'het gekozen volk’? Zullen we niet zeggen dat het vanwege hun onbuigzame geloof is? Ze vereerden een God, die Zijnen naam, d.w.z. Zijn karakter, openbaarde als ‘Ik zal met u zijn.’ Wat zal Hij voor hen zijn? Ze wisten het niet. Ze hadden vermoedens. Ze gaven hunne levens, hunne fortuinen, hunnen hoop, op basis hunner vermoedens, en hunne vermoedens berustten alsmaar weer op valsheid. Goethe spreekt van de onoverwinnelijke lichtzinnigheid des mensenrassen, die illusies koesteren blijft, die reeds twintig keer misleidend gebleken zijn. Maar dit is geen lichtzinnigheid. Dit is iets nobelers. ‘Zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen'. Dit is het laatste woord van het Joodse nationalisme.”

​– Rev. Ralph William Inge, Engelse priester en auteur. 1860 – 1954 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables.​ Page 91. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Het zionisme wil (…) het volk niet sterven laten, het gelooft in zijne levensvatbaarheid en hoopt dat het na het veiligstellen zijns economische grondslags een nieuwe ontvouwing van zijn krachten bereiken zal. (…) Alleen al de wens, om een sinds millennia bedrukten en vervolgden stam nog eens een bestaansrecht op een eigen aardkluit te bieden, verdient de aandacht aller vooroordeellozen.”

– Friedrich Naumann, Saksische/Duitse politicus en pastoor. 1860 – 1919 n. Chr.

Naumann, F. (1902): Der Zionismus. In: Die Welt. Nummer 38. Jahrgang 6. 19. September 1902. Seite 10. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Ik zou de Joden het liefst als zelfstandig volk onder de volkeren zien, zodat zij zo in een natiestaat hunne uitstekende giften aan de rusteloze ontwikkeling brengen kunnen, wat in hun zo, ingepakt zijnde tussen tegenstrijdige elementen, zeker niet altijd mogelijk is. Ofschoon ik anderzijds ook zegen moet, dat daardoor den volkeren in hunne structuur een drijvend element, tot op zekere hoogte het zuurdesem van het evolutionisme, verloren gaan zou, evenals een enorme arbeidskracht.“

– Franz Kranewitter, Oostenrijkse dramaturg. 1860 – 1938 n. Chr.
[Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“In de praktische mogelijkheid der oprichting eens nieuwe Joodse rijks in Palestina wil ik gaarne geloven. Ik hoop, [dat] de Europese regeringen zelf, ondanks hun antagonisme (of beter gezegd, dankzij hun antagonisme), den Joden actieve hulp in de verwezenlijking huns plans bewijzen zullen.”

​– Pyotr Yakubovich, Russische dichter en politicus. 1860 – 1911 n. Chr.

Russische Schriftsteller über den Zionismus. In: Die Welt. Nummer 35. Jahrgang 6. 29. August 1902. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“In dit land worden enkele der hoogste staatsambten bekleed door de Joden, en we hebben den mensen der Joodse overtuiging veel te danken, aangezien zij de praktijken en gewoonten en het politieke systeem der beschaving voortgezet hebben. Wij kunnen hen dus niet minachten, of hen zo behandelen gelijk andere landen dit hebben gedaan. Ik zou het erg spijtig vinden als wij dit wel zouden doen.”

– Charles Cochrane-Baillie, Britse gouverneur van Queensland en van Bombay. 1860 – 1940 n. Chr.

House of Lords (1920): The Parliamentary Debates. Official Report. Volume 40. Page 1015. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“De door de zionisten gestichte chedariem deinzen door niets terug voor welke Europese school dan ook. Ze worden in ruime woningen ondergebracht vol licht en lucht, die voldoen aan alle sanitaire eisen. De uitstekende leerboeken werden door de zionisten samengesteld, waarbij alle middelen toegepast werden, om de geestelijke ontwikkeling der Joodse jeugd te bevorderen en de kennis der Hebreeuwse taal te verspreiden. Zolang de Joden hunne kinderen in den geest der Joodse religie grootbrengen willen, moet der Joodse taal in de Joodse volksschool een geschikte plaats worden ingeruimd. De tegenstanders van het zionisme beweren, dat de Joodse taal dood zij. Maar een taal, waarin dagbladen verschijnen, het grootste deel van de Joden uit de steden en stadjes des nederzettingsgebieds hun correspondentie voert, wetenschappelijke traktaten en monografieën geschreven worden, zulk een taal kan niet als dood beschouwd worden. Thans is er in het nederzettingsgebied geen enkele stad, waarin de zionisten hun goede scholen niet gesticht hebben.”

– Prins Esper Oechtomski, Russische dichter en oriëntalist. 1861 – 1921 n. Chr.

Das Organ des Fürsten Uchtomsky gegen die Gegner des Zionismus. In: Die Welt. Nr. 42. Jahrgang 6. 17. Oktober 1902. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Aangezien zij geen eigen land hebben, beschouwen de Joden de ganse wereld als hun thuis en zij hebben als het enige echt kosmopolitische volk overal waar zij komen succes. Zij zijn het oudste volk, dat 4.000 jaar lang onveranderd gebleven is, terwijl vele andere volkeren ondergingen. Gezien hun grootte, heeft geen enkel ander volk zoveel grote persoonlijkheden gehad dan zij; niet alleen in den godsdienst (Mozes, Jesaja, Jeremia, Paulus), maar ook op alle andere belangrijke vlakken – filosofie, muziek, sociale hervorming, politiek, zaken, en, vooral, pacifisme.”

– Kanzo Uchimura, Japanse evangelistische auteur. 1861 – 1930 n. Chr.

Christian Literature Society of Japan (1992): The Japan Christian Review. Volumes 58-59. Page 114. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

​“Ik beschouw het Joodse nationalisme als een inspanning, om de Joodse cultuur en traditie te handhaven en verrijken. (...) Ik koester een diepe sympathie voor die grootse beweging van u in het westen van Azië, in de creatieve activiteiten van het zionisme (...), daar dit een grote waarheid vertegenwoordigt - de schitterende opschudding des ontwaakte levens, om zijn eigen thuisland te ontdekken. Ja, het hele verstand van Azië hunkert naar zijn spirituele thuisland."

– Rabindranath Tagore, Bengalese/Indiase dichter, auteur en toneelschrijver. 1861 – 1941 n. Chr.

Tagore, Friend of Jews, Zionism, Dies In India (1941). In: ⁨⁨The Sentinel⁩. 14 August 1941⁩. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Tepper, A. (2023): Classic Sephardic Judaism, Made in China. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Sinds het Heilige Land door de Romeinen verwoest en het Joodse volk uit zijn voorouderlijke thuisland verdreven werd, is het van grote gebeurtenissen in de geschiedenis getuige geweest: de opkomst des islams, de Kruistochten en het verschijnen van Napoléon in de straten van Jaffa. Doch heden is het Heilige Land getuige van de grootste aller historische gebeurtenissen: den wederkeer eens grote deels des Joodse volks naar zijn oude thuisland, na eeuwen van verbanning. (…) Sinds het einde des oorlogs, zijn 40.000 Joodse pioniers uit alle delen van Europa naar Palestina geëmigreerd en zich aldaar als landarbeiders gevestigd. Ze leggen moerassen droog, planten bossen, bouwen wegen, bruggen, huizen, scholen, gebedshuizen, en toveren een wildernis tot een Eden om. Het Heilige Land, de wieg aller grote godsdiensten, zal binnenkort uit zijn as herrijzen en worden, wat het ooit geweest is ten tijde der grote profeten: een land, vloeiende van melk en honing."

​– William Emett Dever, Iers-Amerikaanse burgemeester van Chicago. 1862 – 1929 n. Chr.

Mayor Dever's Kerem Hayesod Proclamation. In: Daily Jewish Coureer. April 15, 1924. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Het is (…) van groot belang om op te merken, en wellicht ook bewonderenswaardig, hoe zulk een hoog percentage der internationale Joden de eigenaardigheid huns rassen en hunner tradities behouden hebben; en zoals we heden in een tijdperk van nieuwe rassenconcentratie het streven der Polen naar zelfstandigheid waarnemen en verstaan, zo vind ik het ook niet onvernunftig, indien men zulk een groot deel der huidige Europese Joden aan een soort rassenconcentratie op een Semitisch gebied te helpen tracht, gans afgezien van de culturele betekenis, die een kolonisatie van dien aard hebben zou."

– Johannes Schlaf, Saksische/Duitse toneelschrijver, auteur en vertaler. 1862 – 1941 n. Chr.

Kaufmann, M.W. (1900): Zionisten und Christen. Seite 102. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Ik bewonder en eer de Joden. Ik bewonder de ernstige en verheven kracht hunner kunst – wat kan met hunne dichtkunst vergeleken worden? Ik eer hunnen strijdbaren geest, die erfelijke onwaarheden afwijst – wie heeft ooit moediger voor vrijheid gekampt? Een volk, waartoe Heine, Marx, Lassalle behoren, verdient glorie en liefde; en in het bijzonder de Duitsers, die door den glans dezer namen verlicht geworden zijn, zijn hun hunne eeuwige dankbaarheid schuldig.”

– Alejandro Sawa, Spaanse auteur, dichter en journalist. 1862 – 1909 n. Chr.

Bahr, H. (2013): Antisemitismus. Ein internationales Interview. Seite 122. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Ik persoonlijk heb het diepste respect voor het Joodse ras. (…) Ze behoren tot de beschaafdste en verlichtste der Britse staatsburgers. Er is geen twijfel over mogelijk, dat zij een grote bijdrage aan het rijkdom en de welvaart dezes lands geleverd hebben.”

– Edward Goulding, Anglo-Ierse/Britse parlementariër (Conservative). 1862 – 1936 n. Chr.

UK Parliament (1911): Aliens Bill Volume 24. Debated on Friday 28 April 1911. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

“[De Zionisten] zouden hunnen volksgenoten den weg banen kunnen, om een onafhankelijk koninkrijk in het Heilige Land op te richten, gelijk het voor Christus was."

– Henri Lammens, Vlaamse jezuïet en arabist. 1862 – 1937 n. Chr.

Sulaiman, K.A. (1984): Palestine and Modern Arab Poetry. Page 4. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Het lot der Joden is een schandaal der geschiedenis. Gelijk het Hellenisme is ook het Jodendom een der diepe bronnen onzer westerse beschaving: het heeft haar zijne Bijbel, zijnen God, zijnen onlesbaren dorst naar gerechtigheid en de lyriek zijner oude profeten, deze tegen de Godheid uitgestoten schreeuw, gegeven. Dat zo’n volk in de loop van achttien eeuwen uitgemoord, mishandeld en over de wereld verstrooid werd gelijk een gemene kudde, dat men van hen, om Jaures te citeren, tot de ‘grote beroofden der wereld’ gemaakt, tot een ballingschap zonder einde gedoemd en dat hen deze ballingschap als misdaad om nieuwe vervolgingen te rechtvaardigen aangerekend werd, is een ongerechtigheid die reeds sinds vele jaren menig rechtvaardig hart verontwaardigt. Deze gramschap heeft pas in de jongste epoche tot een concreet plan geleid: dezen verdrevenen een thuis teruggeven, een asiel, een vaderland. Daarmee was dan het zionisme geboren.”

– Paul Painlevé, premier van de Franse Republiek. 1863 – 1933 n. Chr.

Corcos, F. (1923): Israël sur la terre biblique. Page 198. [Vanuit het Frans vertaald door C. Nooij]. 

“Wij waren grondig doordrenkt met de geschiedenis uws rassen in de dagen haars grootste roems, toen zij gene grote literatuur uitvond, die tot de laatste dagen dezer oude wereld weerklinken, het menselijke karakter beïnvloeden, kneden en fatsoeneren en menselijke motieven inspireren en ondersteunen zal, niet alleen voor Joden maar eveneens voor niet-Joden. We hebben het geabsorbeerd en tot een deel van het beste in het niet-Joodse karakter gemaakt."

– David Lloyd George, Welsh premier van het Verenigd Koninkrijk. 1863 – 1945 n. Chr.

Millgram, A.E. (1990): Jerusalem Curiosities. Page 259. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"De Joden zijn niet alleen onze voorouders, maar onze broeders. Onze afkomst is gelijk, onze taal is bijna gemeenschappelijk, onze vader is hun vader. We zijn er trots op, om tot hetzelfde ras te behoren. We hebben alles aan het Jodendom te danken, onze leringen komen voort uit hunne heilige wet voort. Onze godsdienst is vergelijkbaar. We houden net zoveel van Jeruzalem als zij. We willen oprecht, dat onze relatie met hen constant en immer vruchtbaar zijn zal. We staan elkaar bij en we hopen van ganser harte, dat God de onderdrukte Joden van gene vervolgingen, onder welke zij zuchten, bevrijden zal. Wij uiten onze beste wensen, dat alle Joden van vrede en rust verzekerd zijn zullen, want wij merken hoe oprecht en dierbaar hunne liefde voor ons is."

– Anthony II Peter Arida, maronitische patriarch van Antiochië. 1863 – 1955 n. Chr.

Nisan, M. (2017): Politics and War in Lebanon: Unraveling the Enigma. Page 125. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

De Armenen overhandigen den Joodse volk een uitdrukking hunner sterke sympathie en beste gelukwensen. We staan aan den aanvang eens nieuwe tijdperks, waarin de ganse wereld de vrijheid, gelijkheid en broederschap aankondigen en erkennen zal, en waarin het leed dat uw zwaar vervolgde ras heeft doorstaan moeten gedurende 2000 jaar, slechts een trieste herinnering zal zijn. De mensheid zal niet langer dergelijke schandalen als de Armeense volkerenmoord dulden of ze zal opnieuw, dankzij de bewonderenswaardige wilskracht en den democratischen geest uws volks, tot een plaats van welvaart en licht worden, een ontmoetingsplaats, waar zich de drie godsdiensten en rassen, de Hebreeuw, de Arabier en de Europeaan, harmonieus verenigen zullen. Het onafhankelijke Armenië zal een onoverkomelijk bolwerk tegen een eventuele nieuwe en vijandige aanval op Palestina vormen. Armenië en Palestina, verwant door hun lijden, bewust van hunne culturele opgaven, begroeten elkaar en verplichten zich tot een verder gemeenschappelijk broederlijk begrip.”

– Mihran Damadian, Armeense auteur, activist en leraar. 1863 – 1945 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables. Page 437. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Moge de invloed der Hebreeuwse Universiteit den idealen, die immer en altijd met de stad Jeruzalem verbonden zijn zullen, waardig zijn en moge hare arbeid den hogen geestelijken rang eens volk waardig zijn, dat met zijne diensten voor de wetenschap een betekenisvolle rol gespeeld heeft en een niet onbeduidend aandeel aan den behoud der doeltreffendheid der oudere gebieden der wetenschap gehad heeft, zowel door de bekwaamheid hunner geleerden als door de vrijgevigheid hunner weldoeners."

– Albert Charles Seward, Engelse/Britse rector van Cambridge University. 1863 – 1941 n. Chr.

Zionist Review (1925): Hebrew University Number. Page 133. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Labour erkent in het algemeen de aanspraken van Joden overal ter wereld op de fundamentele rechten van tolerantie, vrijheid van woonplaats en handelsonderneming en gelijke burgerschap, welke aan alle inwoners des staatsgebieds van elke natie verleend dienen te worden. Verder vertrouwt de partij erop, dat aan het einde des oorlogs een overeenkomst getroffen worde, waarmede Palestina in vrijheid gesteld en tot een onder internationaal verdrag staanden staat gemaakt wordt, waarnaar het Joodse volk wederkeren en zonder inmenging van mensen van andere rassen of religies op zijn eigen wijze verlost worden kan."

– Arthur Henderson, Schotse/Britse parlementariër (Labour). 1863-1935 n. Chr.

Sokolow, N. (1919): History of Zionism. 1600-1918. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Ik heb (…) de grootheid van het zionisme ondervonden. Ik heb ondervonden, dat het een droom van een gloeiende en betoverende schoonheid is, en dat slechts een grote natie zulke dromen hebben kan. (…) Zodra ze een vaderland verkrijgen, zal hunne natuur zich veel zuiverder uitspreken kunnen dan nu, nu ze allerhande vreemds opnemen en op die manier zo nu en dan hun karakter vervagen laten. Pas dan zal hunne stem helder en met kracht in onze cultuur medeklinken kunnen. Dat zijn de redenen, die mij in het zionisme een grote en edele beweging zien laten. Ik geloof: het is goed voor de Joden en goed voor onze cultuur. (…) Het treurigste vind ik altijd gene Joden, die zich schamen om Joden te zijn, die hun grote volk verloochenen, die wellicht zelfs de woorden en gebaren eens andere volks na-apen willen door zich als Duitsers of Fransen voor te doen. (…) Het is een geluk voor de Joden, dat hun jonge mensen thans weer leren, om zich met trots tot hun Jodendom te bekennen.”

– Hermann Bahr, Oostenrijke auteur, toneelschrijver, regisseur en criticus. 1863 – 1934 n. Chr.

Hermann Bahr. In: Die Welt. Nummer 25. Jahrgang 1. 19. November 1897. Seite 25. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Hartelijke gelukgewenst met de gestaag vorderende organisaties der Zionisten en met de opmerkelijke vooruitgang van de Joodse nationalistische instellingen die zij in Palestina gesticht hebben.”

– Giichi Tanaka, Japanse premier. 1864 – 1929 n. Chr.

Maruyama, N. (1984): Japan’s Response to the Zionist Movement in the 1920s. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Ik beken mij over het algemeen tot een diepe waardering en grote verering des

​Joodse volks, dat altijd en overal een element van vooruitgang en welstand vormt.”

– Eleftherios Venizelos, Griekse premier. 1864 – 1936 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables. Page 414. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Voor de Zionistische poging ter oplossing des algemene Jodenvraagstuks bestaat bij ons levendige belangstelling. Wij erkennen den hogen ernst der daarop gerichte moeizaamheden uwer nationaalgezinde volksdelen en wensen dezen moeizaamheden in alle onbevangenheid het beste welslagen toe.”

– Michael Mayr, bondskanselier van Oostenrijk. 1864 – 1922 n. Chr.

Deutschösterreich. In: Jüdische Preis. Seite 42. 7. Jahrgang. Nr. 6. 18. Februar 1921. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Het idee der oprichting eens Joodse Staats bestaat al onder de Joden sinds mensenheugenis… Er bestaan vele hoofdstukken en verzen hierover in de heilige Thora. (…) Over het algemeen geloof ik dat de broederschap en geslotenheid tussen Joden en Arabieren hoogst natuurlijk en gewenst is. Zijn wij niet waarlijk broeders – hecht in familie, geest, godsdienst en taal en ook enigszins in geschiedenis. (…) Voor individuele Joden moeten de poorten des lands hoe dan ook open blijven, zonder bemoeienis.”

– Ruhi al-Khalidi, Arabische politicus in het Osmaanse Rijk. 1864 – 1913 n. Chr.

Gribetz, J.M.: Arab–Zionist Conversations in Late Ottoman Jerusalem. In: Ordinary Jerusalem, 1840-1940. Page 305-329. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Het sentiment, om het thuisland weer te bezitten, zal overal een bron des troosts voor de Joden zijn. (…) De Joden hebben het land hunner vaderen lief en ik hoop, dat hun nationalisme hen niet vergeten laten zal, dat ze meer zijn dan nationalisten. ​Ze zijn meer dan anderen met alle volkeren verbonden. (…) Ik geloof in de Joodse idealen en wens hun succes toe.

– Philip Snowden, Engelse/Britse minister van Financiën. 1864 – 1937 n. Chr.

Ein englischer Arbeitervertreter über die jüdische Palästina-Arbeit. In: Wiener Morgenzeitung Vol. 5. Heft 1489 (6.4.1923). [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Wij wensen dat de Arabische landen den Arabieren, Armenië den Armeniërs en Judea den Joden toebehoort. (…) Het betekent waarlijk niet de geboorte ener natie, want het Joodse volk heeft door de eeuwen heen, ondanks onderdrukking en knechting, gelijk nauwelijks een ander volk zijn nationale bewustzijn bewaard; indien het echter niet ook de geboorte eens volks is, zo is het toch, zoals ik geloof zeggen te kunnen, de wedergeboorte ener natie.”

​– Lord Robert Cecil, Engelse/Britse parlementariër (Conservative). 1864 – 1958 n. Chr.

George H. Doran Company (1918): Great Britain, Palestine and the Jews. Page 89. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Sokolow, N. (1919): History of Zionism. 1600-1918. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Ik word nerveus wanneer ik het woord 'antisemitisme' hoor. Een zulke kwantiteit aan mensendomheid en mensennederigheid, in één begrip ingesloten, slaat me op dit moment met stomheid en ik tril van opwinding. De rust keert pas in mij weder, wanneer ik mijzelf duidelijk maak, dat we met de onbeschofte uitspatting ener afstervende mensheidsperiode te maken hebben."

​– Karl Friedrich Henckell, Hannoveraanse/Duitse auteur, dichter en uitgever. 1864 – 1929 n. Chr.

Moleschott, J. (1894): Antisemiten-Hammer. Stimmen der Zeit über Judenthum und Antisemitismus. Seite 525. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

“Wat de resultaten hunner aanwezigheid in het deel van Palestina betreft, waarin zij voornamelijk woonachtig zijn, moeten diegenen onder ons die die Joodse nederzettingen gezien hebben, het gevoel hebben, dat zij een vervulling der oude profetie zijn, dat ‘de woestijn bloeien zal als een lelie.’ (…) Ze hoopten dat dit volk van ongeveer zestien en een half miljoen mensen op een enkele plek op aarde een eigen sfeer hebben kunnen zoude, alwaar zij aantonen kunnen, waartoe zij in staat zijn, alwaar zij meesters huns eigen lots en hunner eigen aangelegenheden zijn kunnen, en alwaar een centrum des Joodse levens, der Joodse cultuur en des Joodse invloeds voor de hele wereld bestaan kan.”

​– Cosmo Gordon Lang, Schotse anglicaanse aartsbisschop van York en Canterbury. 1864 – 1945 n. Chr.

UK Parliament (1939): Volume 113. Debated on Tuesday 23 May 1939. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Het is onmogelijk voor iemand die de diensten des Hebreeuwse volks bestudeerd heeft, om aan het geloof te ontkomen, dat zij op een dag in hun historische thuisland hersteld worden zullen en aldaar een nieuwe en nog geweldigere fase hunner bijdragen aan de bevordering der mensheid betreden zullen.”

– Warren G. Harding, president van de Verenigde Staten. 1865– 1923 n. Chr.

U.S. Government Printing Office (1922): Congressional Record. Page 9814. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

​Ik heb de zionistische beweging, voordat ik in enkele oosterse staten rondkijken kon, zeer sceptisch beoordeeld. Thans kan ik haar vanuit goede overtuiging het beste succes toewensen. Bijzondere omstandigheden hebben mij met vooraanstaande zionisten in aanraking gebracht; ik twijfel er niet meer eraan, dat het doel bereikt worden zal. De begeestering, waarmede jonge Joden, die in Duitsland de landbouw praktisch geleerd hebben, naar Palestina getrokken zijn, heeft mij van bewondering vervuld.”

– Philipp Scheidemann, Hessische kanselier van het Duitse Keizerrijk. 1865 – 1939 n. Chr.

[Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Neemt mijne hartelijke gelukwensen met het bereiken uws duizend jaar oude

strevens aan. Heb met grote belangstelling den vooruitgang uwer beweging gevolgd.”

– Kosai Uchida, premier van het Japanse Keizerrijk 1865 – 1936 n. Chr.

Maruyama, N. (1984): Japan’s Response to the Zionist Movement in the 1920s. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

''Indien de Joden geloven dat ze hunne situatie vergemakkelijken kunnen, door naar het land hunner vaderen wederkeren te kunnen, dan zouden wij dit als een humanitair vraagstuk beschouwen. We zullen nooit vergeten dat wij er zonder het Jodendom niet geweest waren.''

– Rafael Merry del Val, Spaans-Britse rooms-katholieke kardinaal. 1865 – 1930 n. Chr.

NY Times (1985): Vatican Ties Would Solve None of Israel's Problems. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“De heroprichting eens Joodse stamlands houd ik voor nuttig voor de versterking des Joodse nationale gevoels. Het gevoel, om een moederland te bezitten, werkt rustgevend op de volksgenoten in den vreemde. Daarbij komt nog de steun aan het moederland.”

– Heinrich von Schullern zu Schrattenhofen, Duits-Oostenrijkse auteur en legerarts. 1865 – 1955 n. Chr.

Zur Judenfrage. In: Neue jüdische Monatshefte. Heft 10. 25/02/19. Page 279. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

"Uit den grond mijns harten sympathiseer ik met de zionistische beweging als een protest tegen het schandelijke gedrag der eigentijdse beschaafde sociale kringen in zowel Rusland als West-Europa jegens de Joden. De zionistische beweging roept mijne sympathieën alleen al daarom op, omdat ik erin de openbaring van een hoog idealisme zie. (…) De Jodenstaat zou het eerste staatsorganisme zijn, dat door den wil des mensen gesticht is, en daarom zou het succes dezer zaak de intrede eens nieuwe tijdperks in de wereldgeschiedenis betekenen."

– Mikhail Tugan-Baranovsky, Oekraïense politicus en auteur. 1865 – 1919 n. Chr.

Maxim Gorkij und Tugan Baranowsky über den Zionismus. In: Die Welt. Nummer 10. Jahrgang 6. 7. März. 1902. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Als landbouwhervormer interesseert mij in het eerste opzicht de koloniale kant uwer [Zionistische] beweging. (…) Het is mij duidelijk, dat tuchtige mensen, die gedurende de enorme teleurstellingen en ontberingen der eerste jaren en wellicht decennia door de begeestering voor een hoog doel meegesleept worden, uitgerekend in Palestina veel bereiken kunnen. Ook indien andere tijdsverhoudingen andere verwezenlijkingsvormen vereisen mogen – de grondwaarheid der landbouwhervorming is door geen enkele erkende leider eens volks zo klaar en consequent vertegenwoordigd geweest, als door de geweldige leider des Exodus."

– Adolf Damaschke, Brandenburgse/Duitse landbouwhervormer en pedagoog. 1865 – 1935 n. Chr.

Kaufmann, M.W. (1900): Zionisten und Christen. Page 36. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“De zionistische inspanningen zijn ons sympathiek, ware het alleen maar omdat hun doel de oprichting van een vrij en onafhankelijk gemenebest vormt. We sympathiseren echter ook met deze beweging, omdat onze inspanningen en wensen uit dezelfde beweegredenen voortvloeien. De motieven van het zionisme zijn schoon en ideaal, daar zij hunnen oorsprong in de meest edele menselijke gevoelens hebben, in de liefde voor den vaderlijken bodem.”

– Ernest Breiter, Poolse politicus in Oostenrijk-Hongarije en in de West-Oekraïense Volksrepubliek. 1865 – 1935 n. Chr.

Hoppe, H. (1904): Hervorragende Nichtjuden über den Zionismus. Eine Sammlung von Urteilen hervorragender Persönlichkeiten aller Länder. Page 40. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

"En nu kunnen wij het hebben over de Hebreeën, een Semitisch volk, dat minder belangrijk was in zijnen eigen tijd dan in zijnen invloed op de latere geschiedenis der wereld. Ze waren lang voor 1000 v. Chr. in Judea gevestigd en hunne hoofdstad was nadien Jeruzalem. (…) Hun betekenis voor de wereld was dat zij een geschreven literatuur geproduceerd hadden, een wereldgeschiedenis, een verzameling van wetten, kronieken, psalmen, boeken vol wijsheden, gedichten en fictie, en politieke uitspraken, die uiteindelijk onder de christenen als het Oude Testament, de Hebreeuwse Bijbel, bekend werd. (…) De Joden waren iets nieuws, een volk zonder koning en thans zonder tempel, samengehouden en versterkt vanuit heterogene elementen door niets dan de kracht des geschreven woords. (…) [Joodse] mensen zijn rijk, bekwaam en machtig genoeg om zichzelf te redden. (…) Wat kan de Joden ervan weerhouden om Palestina te bezitten en een waar Judea te herstellen?"

– H. G. Wells, Engelse auteur. 1866 – 1946 n. Chr.

Wells, H.G. (1922): A Short History of the World. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Jewish Telegraphic Agency (2012): When the Comic Stops Laughing. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Kobler, F. (1856): The Vision Was There. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Ofschoon hun staat vernietigd was, had het Joodse ras zelf overleefd en zo ook haar nationale geest. (...) Ik wil u verzekeren van mijne sympathie voor deze [zionistische] beweging, die een der geweldigste bewegingen van dit ogenblik is. Alle liefhebbers der democratie kunnen niet anders dan de beweging, die ernaar streeft, om uwe wonderlijke en historische natie, die zoveel aan de beschavingen der wereld bijgedragen heeft en die met recht een plaats binnen de familie der volkeren verdient, te herstellen, van ganser harte te steunen en met enthousiasme te begroeten."

– Sun Yat-sen, president van de Republiek China. 1866 – 1925 n. Chr.

Gao, B. (2013): Shanghai Sanctuary. Page 15. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

​Xun, Z. (2013): Chinese Perceptions of the Jews' and Judaism. Page 57. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“De Arabische bevolking kan en zal de grondstoffen van Palestina niet benutten. Dit wordt door niemand, die het land kent, betwist. De totale bevolking van Palestina is heden (…) lager dan die van Galilea in den tijd van Christus. (…) De Joodse immigratie brengt hier verandering aan. De sinaasappelhandel van Jaffa en de wijncultuur zijn grotendeels het gevolg van de oudere Joodse nederzettingen en landbouwscholen; aan de nieuwere nederzettingen heeft men de landbouwmachines, de bebossing, het begin van wetenschappelijke bemesting, de ontwikkeling van irrigatiesystemen en landbouwkundige samenwerking te danken. Palestina biedt niet alleen ruimte voor honderden duizenden Joden, het schreeuwt echter ook naar meer arbeidskrachten en meer vaardigheden.”

– Ramsay MacDonald, Schotse premier van het Verenigd Koninkrijk. 1866 – 1937 n. Chr.

Keleman, P. (1996): Zionism and the British Labour Party. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Wat mij echt overvalt is de algemene geestelijke toestand in Italië en buiten Italië; de onwaarheid, boosaardigheid en domheid waarin we zodanig ondergedompeld en bijna verzonken zijn; (...) de koude plundering en vervolging der Joden, onze medeburgers, onze kameraden, onze vrienden, die voor Italië gewerkt hebben, en die Italië niet meer of minder dan wij liefhadden."

– Bernedotto Croce, Italiaanse Minister van Openbaar Onderwijs. 1866 – 1952 n. Chr.

Faraone, R. (2003): Giovanni Gentile e la "questione ebraica". Page 25. [Vanuit het Italiaans vertaald door C. Nooij]. 

“Voor diegenen, die in het behoud der nationale eigenaardigheid eens volks interesse hebben, was het droevig om te ervaren, hoe de grote Joodse natie eeuwenlang over de ganse wereld verstrooid leefde, zonder een middelpunt te bezitten op het territorium, dat hun als nationaal thuis hun ontstaan bracht, waaraan ze echter ondanks de Diaspora met trots bleven denken en waaraan zij hun aspiraties toewijdden.”

– James O’Grady, Ierse/Britse gouverneur van Tasmania en van de Falkland Islands. 1866 – 1934 n. Chr.

Balfour über den Zionismus und die Zukunft Palästinas. In: Wiener Morgenzeitung. Nr. 537 vom 21. Juli 1920. Seite 3. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

Gedurende de Boerenoorlog behoorden de Joden altijd tot de trouwste en betrouwbaarste mannen in dienst, en in de ontwikkeling van Zuid-Afrika hebben Joden altijd hunne volledige bijdrage geleverd en hunnen volledigen last gedragen. In het nationalisme, in de liefde des mensen, in den haat tegen onderdrukking, stonden de Jood en de Afrikaner altijd al zij aan zij.”

​– Barry Hertzog, Afrikaner premier van Zuid-Afrika. 1866 – 1942 n. Chr.

United Party of South Africa (1945): A Guide to Politics for Young and Old. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“[We hopen] dat de eerste Hebreeuwse universiteit niet alleen een centrum der wetenschap en des onderwijzes, maar ook een wieg der waarheid, des vredes en der solidariteit, zijn zal.” 

– Vasil Zlatarski, Bulgaarse historicus. 1866 – 1935 n. Chr.

Universitätsfeiern. In Sofia. In: Wiener Morgenzeitung. Nr. 2205 vom 10. April 1923. Seite 3. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“De zege der zionistische idee is het keerpunt voor de vervulling eens ideaals dat mij aan het hart ligt: de ​heropleving des Oriënts. Het doel van het zionisme is het, om den fakkel te dragen, die de Oriënt van licht voorzien zal.” 

– Ahmad Zaki Pasha, Egyptische generaalsecretaris van het kabinet. 1867 – 1934 n. Chr.

Küntzel, M. (2008): Jihad and Jew-Hatred. In: New York Times. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Het is merkwaardig en zeer gevaarlijk dat het antisemitisme door economische noodzaak gerechtvaardigd wordt. (…) Ge kunt het zien als een klassenoorlog, een oorlog der onsuccesvolle commerciële en industriële groepen tegen den Jood, die het geheim van zakendoen ontdekt heeft.”

– Ernest Dimnet, Franse priester en auteur. 1866 – 1954 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"De parel van Zion was geworden tot een drekhoop, tot één der armste steden, waar het vuil op sommige plaatsen dozijnen voeten hoog lag. Het land, vloeiende van melk en honing, was een woestijn geworden onder de eeuwenlange Turkse heerschappij, doch in den loop van nog geen halve eeuw is daar grote verandering in gekomen. Bomen zijn geplant om het wegspoelen der aarde te verhinderen, en om in de moerassige streken van het dal Jizreël het water te absorberen. En daar, waar gebrek aan water is, worden putten geboord voor besproeiing. Er is met ongelofelijke inspanning gewerkt om Palestina tot het land te maken van belofte en toekomst. Streken waar de grond zo kaal en verzilt is, dat een schaap of geit zich er niet voeden kan, werden door irrigatie en moderne landbouwtechniek herschapen tot bloeiende plantages en landbouwgronden. Doch die landbouw neemt slechts een vijfde der Joodse bevolking in beslag, de overigen zijn in de handel of industrie. Waar een goede kwart eeuw geleden nog geen enkele fabriek in Palestina te vinden was, heeft men nu bloeiende diamantslijperijen, leer- en textielfabrieken."

– Johannes de Heer, Nederlandse evangelist. 1866 – 1961 n. Chr.

Heer, J. de (1947): Wat de Schrift zegt van het Joodsche vraagstuk. Pagina 111.

"[We drukken] erkenning der prestaties des nieuwe Joodse gemenebests in Palestina [uit]. (...) [Het zionisme] dat op arbeid, op socialistische transformatie en internationale solidariteit gebaseerd is, verdient de bijstand aller socialisten. [Ik constateer] grootse zionistische prestaties en mogelijkheden."

– Emile Vandervelde, Vlaamse socialistische politicus. 1866 – 1938 n. Chr.

Jewish Telegraphic Agency (1928): Leaders of Socialist International Create Pro-palestine Committee. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Als mens, als christen en als priester ben ik door de hetze diep bedroefd, welke jegens een ganse natie geuit werd. Ons oordeel over de Joden is oppervlakkig en kortzichtig. Ik ken het Jodenschap uit eigen ervaring. (…) Het Joodse proletariaat, de handwerkers en alle elementen die het volk samenstellen, zijn sympathieke, redelijke, arbeidslievende en bescheidene mensen, die overal slechts de beste gevoelens opwekken. Ondanks hunne ongeschooldheid zijn ze niet onwetend. In tegendeel: ze verbluffen iedereen met hunne hoge intelligentie, met hunne hoge vaardigheid, om hogere cultuur op te nemen.”

– Grigory Spiridonovich Petrov, Russische priester. 1866 – 1925 n. Chr.

Ein russicher Priester über den Zionismus. In: Die Welt. 6. Jahrgang. Nr. 51 vom 19. Dezember 1902. Page 2. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“De Joodse koloniën in Palestina, alle in de afgelopen veertig jaar ontstaan, zijn de enige lichtpuntjes in een land dat door het Turkse wanbeheer in een wildernis omgezet werd. De mogelijkheden, die Palestina biedt, zijn onbegrensd; de eerste stap naar succes bestaat erin, dat het Joodse volk weer wortels schiete op zijnen eigen bodem als zijn eigen heer; om een oud woord te gebruiken: dat ‘het land zonder volk den volk zonder land gegeven worde.’ (…) Het was verheugelijk, om steden en dorpen, zoals Lod, Petach-Tikva en Tel-Aviv, de sinaasappelplantages en wijngaarden van Risjon-Letsion en de vijgen en olijven van Rechovot, opbloeien te zien. Alles getuigde ervan, dat Joodse koppen, Joodse arbeid en Joods kapitaal rijkelijk en met de beste bedoelingen ingezet zijn, sinds ik dit verleidelijke landje voor het laatst had gezien.”

– John Henry Patterson, Anglo-Ierse bevelhebber van het Joodse Legioen. 1867 – 1947 n. Chr.

Israelitisches Familienblatt. Nr. 5 vom 1. Februar 1923. Page 3. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

"Maakt van Palestina een cultureel centrum, maakt het tot middelpunt der Joodse wetenschap en doet den geestelijken roem des oude volks, dat een natuurlijke affiniteit voor religie heeft, heropleven. Het is in wezen onbelangrijk hoeveel land de Joden hebben of hoeveel politieke macht ze genieten. Wat maakt grootte uit? Athene en de Griekse staten waren territoriaal onbeduidend, en toch produceerden ze niet alleen de grootste culturen ter wereld, maar ook de geweldige politieke geschriften van Plato. In kleine staten kunnen de beginselen van dder e economie, sociologie en politiek intiemer en wetenschappelijker uitgewerkt worden. Wat maakt grootte uit? De Joden kunnen de wereld op het puntje haars stoels zitten en kennis nemen laten; ze kunnen de opstanding van Palestina tot een der meest opwindende fenomenen der hedendaagse geschiedenis maken.”

– George W. Russell, Ierse nationalistische auteur, schilder en dichter. 1867 – 1935 n. Chr. 

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables. Page 440. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Toen ik Duitsland verliet waren er bijna twee miljoen krijgsgevangenen in het Keizerrijk, van wie ongeveer tienduizend Russische officieren waren, negenduizend Franse officieren en duizend Britse officieren. Over het algemeen vonden onze inspecteurs de ziekenhuizen, waarin de krijgsgevangenen lagen, in zulk een goeden toestand als verwacht worden kon. Ik denk dat het ermee te maken heeft dat zoveel artsen in Duitsland Joden zijn. Mensen van het Joodse ras zijn mensen met zachte instincten.​”

​– James W. Gerard, Amerikaanse advocaat en diplomaat. 1867 – 1951 n. Chr.

Gerard, J. W. (2003): My Four Years in Germany. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Het volk dat Maimonides aan de wetenschap der Middeleeuwen gaf, en dat de steunpilaar van alle industrieën en allen handel in Spanje was, verliet ons land massaal [in 1492]. Spanje, verleid door zijne buitengewone levendigheid, sneed zijne eigen aderen door, om het groeiende fanatisme te bevredigen, gelovende dat het dit verlies kon overleven zonder enig gevaar. (…) Daarna overweldigde ons het verval… de bevolking was gekrompen van 30 miljoen tot 7 miljoen in slechts tweehonderd jaar. De verdrijving der Joden en Moren door religieuze intolerantie, de voortdurende oorlogen in het buitenland, de emigratie naar Amerika in den hoop, rijk te worden zonder werk, de honger, het gebrek aan sanitaire voorziening en de leegloop des landbouws hadden tot deze snelle ontvolking geleid."

​– Vicente Blasco Ibáñez, Spaanse auteur, journalist en politicus. 1867 – 1928 n. Chr.

Ibáñez, V.B. (1909): Shadow of the Cathedral. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“De Arabische bevolking vertoont een merkwaardige toename sinds 1920, en heeft in enige mate aandeel in de stijging der welvaart van Palestina. (…) In het bijzonder hebben de Arabieren geprofiteerd van sociale dienstverleningen, die niet op zo grote schaal aanwezig zouden zijn, zonder de inkomsten die van de Joden voortvloeien. (…) De Arabische bewering dat de Joden een te grote proportie des goede lands hebben verkregen is onjuist. Veel van het land dat nu sinaasappelboomgaarden draagt bestond voordat het werd aangekocht uit onbebouwde zandduinen of moerassen. (…) De Joden van Palestina zijn net zo goed in staat om over zichzelf te regeren als elke georganiseerde en geschoolde gemeenschap in Europa."

– William Peel, Engelse/Britse parlementariër (Conservative). 1867 – 1937 n. Chr.

Palestine Royal Commission (1937): Peel Commission Report 1937. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Het oude Palestina moet door de ideeën der zionisten tot nieuw leven gewekt worden. Groots zijn hunne plannen, en indien zij slechts het tiende deel ervan verwezenlijken, zullen zij niet alleen den Joodse volk, maar in den eersten plaats der inheemsen bevolking van Palestina den grootsten dienst bewijzen. (…) De middelpunten des echte Joodse wezens, de Hebreeuwse cultuur, in West-Europa zijn reeds lange tijd verdwenen en hunne centra in Oost-Europa zijn heden eveneens tot ondergang gedoemd. Wat wordt er van het Joodse volk, indien het ook deze laatste plekken, in welke zijn karakter wortelde, verlaat? Dat het tot op de dag van vandaag als volk behouden bleef, heeft het slechts der Thora te danken. Indien het in het land zijner voorvaderen nieuwe wortels schieten en aldaar een nieuw cultureel centrum, zijn ware nationale thuis oprichten zal, moet het daarbij de Thora als grondslag gebruiken. (…) Heden beschikt het Joodse volk over ontelbare schrijvers, politici en geleerden, oefent een machtigen politieken invloed uit, maar het verliest beetje bij beetje zijne nationale kenmerken en zal ze over enige generaties alle inboeten, indien het hem niet lukt om in Palestina een vast, gewaarborgd thuis voor zijn karakter op te richten.”

​– Alois Musil, Moravische/Tsjechoslowaakse oriëntalist. 1868 – 1944 n. Chr.

Die Sicherung der Ernährung Jerusalems. In: Wiener Morgenzeitung, Heft 827, 3. Jahrgang. 17. Mai 1921. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“[Joden] genieten een superioriteit op het gebied van drama, geneeskunde, handel (vooral financiën), metafysica, muziek, dichtkunst, filologie en schaaksport. (…) De Jood streeft en streeft er alsmaar naar om tot een hoger sociaal niveau op te klimmen. De Joodse arbeider zou zich verhongeren, opdat zijne kinderen doorvoed en bekleed zijn en een superieure opleiding genieten en tijdens mijn onderzoeken op scholen bleef het me verrassen hoe snel de Joodse kinderen waren in vergelijking met hun niet-Joodse compagnons."

– John Foster Fraser, Schotse reisauteur. 1868 – 1936 n. Chr.

Fraser, J.F. (1915): The Conquering Jew. Page 37. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Zoals ik zelf Joodse korpsbroeders heb, die ik - en dit is ook de overwegende mening in mijn korps - tot onze besten reken, zo ken ik jonge Israëlitische Duitsers genoeg, die voor den vijand alsook in geestelijke bevestiging bewezen hebben, dat ze net zo goede Duitsers zijn als enige voldbloed-Germaan. Om deze krachten uit onze rijen uit te sluiten, is een ongerechtigheid en (...) bovendien een dwaasheid."

– Walter Bloem, Rijnlandse/Duitse auteur. 1868 – 1951 n. Chr.

Im deutschen Reich - Walter Bloem und die Judenfrage. In: Im Deutschen Reich. Vol. 27. Heft 9 vom September 1921. Page 271. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

"Mij is (...) het in zijn lijden grootse Joodse volk diep sympathiek, ik buig voor de macht zijner door eeuwen van zware ongerechtigheden gemartelde ziel, die, ook al is deze afgemat, toch intens en koen naar vrijheid verlangt. Goed, vurig bloed stroomt in de aderen uws volks. (...) Ik bewonder de geestelijke standvastigheid der Joodse natie, zijn manhaftige idealisme, zijn onoverwinnelijke vertrouwen in de zege des goeden over het kwaad, in de mogelijkheid van geluk op aarde. De Joden – de mensheids oude, sterke zuurdesem – hebben immer hunnen geest verheven en daarbij rusteloze, edele ideeën de wereld in gebracht en mensen ertoe gedreven, om op een zoektocht naar fijnere waarden te gaan."

– Maxim Gorky, Russische auteur. 1868 – 1936 n. Chr.

Maxim Gorkij und Tugan Baranowsky über den Zionismus. In: Die Welt. Nummer 10. Jahrgang 6. 7. März. 1902. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Ik irriteer me aan de hypocrieten en de idioten, die der jongen en wonderbaarlijken Joodse natie niet den verdienden eer toedragen… De Joden alleen zijn in staat, om dit land [Palestina], dat zich op het kruispunt der wereld bevindt, wederom tot leven te brengen… Van ganser harte wens ik dat Israël Palestina bezitten zal, opdat het in een betere positie zijn zal, om zijne rol te vervullen, om de mensheid samen te binden, zijne roeping als zonen van God, zijne opdracht om de heilige plekken te bewaken en beschermen.”

​– Paul Claudel, Franse katholieke dichter, diplomaat en dramaturg. 1868 – 1955 n. Chr.

Sisters of Our Lady of Sion: Jewish-Christian Dialogue. SIDIC Periodical. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

​“Het is geen lege droom, wanneer men aanneemt dat aan het einde der volgende mensengeneratie het nieuwe Zion een staat worden zal, die zonder twijfel slechts een uitgesproken minderheid des gehele Joodse rassen bevatten, maar toch een tot twee miljoen zielen tellen zal, die een waar nationaal volk vormen zullen, met zijn eigen bijzondere plattelands- en stadscultuur, zijne eigene middelpunten der kunst en wetenschap, een natie, die een unieke schakel tussen het oosten en het westen vormen zal.”

– James Louis Garvin, Engelse journalist en auteur. 1868 – 1947 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables. Page 254. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Ik spreek u mijne sympathieën met de viering der aanname des Mandaats over Palestina als Joods-nationaal Thuis door Engeland uit. Ik neem gaarne aan, dat de ambities des Joodse volks, welke ook de sympathieën mijns overleden vaders (Neville Chamberlain) in zo hogen mate opgeroepen hebben, eindelijk in vervulling gegaan zijn en ik wens u het hoogste gedijen van uw nieuwe onderneming toe."

– Neville Chamberlain, Engelse premier van het Verenigd Koninkrijk. 1869 – 1940 n. Chr.

 Wiener Morgenzeitung. Volume 2. Heft 537 des 21.7.1920. Page 3. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Het land [Palestina] is reeds zeer Joods. Het zal u toebehoren en moet u toebehoren; het

is slechts een kwestie des tijds. Wacht maar tot gij aldaar een half miljoen Joden hebt." 

– Vittorio Emanuele III di Savoia, koning van Italië. 1869 – 1947 n. Chr.

Avineri, S. (2013): Herzl. Theodor Herzl and the Foundation of the Jewish State. Page 252. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Het staat absoluut vast dat Israël volledig opgericht worden zal als natie en de Joden wederom als begunstigd volk van God. De ijverige arbeiders van het Zionisme vervullen heden een profetie. Het Zionisme is een der stappen binnen dit grote goddelijke programma."

– Joseph Rutherford, Amerikaanse oprichter van de Jehova's Getuigen. 1869 – 1942 n. Chr.

Rutherford, J. (1921): Zionism Certain to Succeed. In: The Golden Age. 1921 Easter. Page 369-382. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Gene Duitsers die een onderscheid tussen 'volks' en 'joods' maken, en niet tussen zus en zo geaarde Joden en zus en zo geaarde Duitsers, moeten zichzelf eens in de spiegel bekijken en zich herinneren, hoeveel bevordelijks en verdienstelijks opgeleide Joden reeds voor het geestelijke Duitsland gedaan hebben en hoeveel anderzijds door 'volksgenoten' hier verdervelijk en liefdeloos vernietigd geworden is.

– Hans Pfitzner, Saksische/Duitse componist. 1869 – 1949 n. Chr.

​Konflikt der Kulture. In: Bayerische Israelitische Gemeindezeitung. Jahrgang 6. Heft 12 vom 15.6.1930. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Ik koester een grote belangstelling voor het werk der Zionistische organisatie in Palestina en was verheugd om de vooruitgangen dezes werks volgen te kunnen. De organisatie doet goed werk. Mij interesseerde in het bijzonder de grondige wetenschappelijke methode in de landbouwkundige opleiding en organisatie. Het systeem van opleidingsboerderijen lijkt op dat in Nieuw-Zeeland en Australië. Mij verrasten in het bijzonder de successen der landbouwschool te Nachalal. Deze thans nog 17-jarige meiden zullen hunnen toekomstigen echtgenoten een waardevollen steun zijn. Ik geloof, dat de zionistische kolonisten in Palestina in velerlei opzicht waardevolle en trouwe bemiddelaars tussen het westen en het oosten zijn zullen en in zekeren zin een verbinding tussen de grote oosterse en westerse volkeren ter wereld vormen zullen."

– Sir James Parr, Nieuw-Zeelandse hoogcommissaris te Londen. 1869 – 1941 n. Chr.

Der Oberkommissar von Neuseeland über die Entwicklung Palästinas. In: Wiener Morgenzeitung. Nr. 8025 vom 1. August 1927. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

Mijn houding jegens Joden is er een van sympathie. Ik voel me erg aangetrokken tot de Joden. (…) Ze hebben een prachtige geest van cohesie. Dat wil zeggen dat er, overal waar men Joden vindt, onder ​hen een geest van kameraadschap bestaat. (…) Ze zijn energiek, intelligent en progressief. (...) De Joden hebben een goede zaak in Palestina. Indien de Arabieren een aanspraak hebben op Palestina dan hadden de Joden reeds voorheen een aanspraak erop.”

– Mahatma Gandhi, Indiase nationalist en politicus uit Gujarat. 1869 – 1948 n. Chr.

Gandhi, M. (1931): Interview to The Jewish Chronicle, London. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Als Israël in iets aantoont dat het Gods volk is, dan wel in het feit dat het martelaarschap doorstaat. Want sterker dan hij die de wereld verovert, is de man die martelaarschap draagt… Geen leed, geen smart, geen vloek kan datgene vernietigen, wat door de genade des geestes vanuit het hart der eeuwigheid gegeven is.”

​– Arnold Hendrik de Hartog, Nederlandse theoloog en onderwijzer. 1869 – 1938 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Geen ander oud volk heeft een vreemdere geschiedenis dan de Joden. (…) Hunne geschiedenis vertelt over een natie, en hier is een volk, dat zich vandaag de dag nog bewuster zijns rassen is, dan vroeger onder de Joodse koningen. Heden ten dage zijn ze niet langer een volk en zijn ze over de ganse wereld verstrooid; alom begerig, om een plaatselijke kleur aan te nemen, doch alom bewust ervan dat niemand in deze plaatselijke kleur gelooft; want ze zijn een vreemd ras, waar zij zich ook bevinden mogen. Nog immer vreemdelingen en oosterlingen, en ze trouwen slechts met leden huns eigen volks; hanteren stamgebruiken en –plechtigheden die reeds door hunne vaderen gepraktiseerd werden, toen Pericles Athene leidde. (…) Wat echter nog vreemder is: de oeroude godsdienst der Joden overleeft, terwijl de godsdiensten aller andere rassen der voorchristelijke wereld verdwenen zijn. (…) Het is tevens vreemd dat alle levende godsdiensten der wereld op religieuze ideeën der Joden gebouwd zijn: het protestantisme, het katholicisme, de islam, alle beschikken ze over overtuigingen, in welke Een God centraal staat.”

– Terrot R. Glover, Engelse filoloog. 1869 – 1943 n. Chr.

Glover, T.R. (1935): The Ancient World. A Beginning. Page 184-186. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Ik sympathiseer hoogst oprecht met de intenties van het Zionisme en het verheugt mij hartelijk dat goede gelegenheden voorhanden zijn, om den Joodse volk zijn nationale tehuis in zijn eigen land te garanderen.”

– Hugh Cecil, Engelse/Britse parlementariër (Conservative). 1869 – 1956 n. Chr.

Sokolow, N. (1919): History of Zionism. 1600-1918. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Er bestaat nog onder de Joden een Joods volk en dit volk zal – vroeg of laat – zekerlijk een stukje aarde als thuisland bekomen. Als ik een Jood was, zou aan de verwezenlijking dezes doels werken de opgave mijns leven vormen.”

– Friedrich Fürst von Wrede, Salzburgse/Oostenrijkse auteur. 1870 – 1945 n. Chr.

Hoppe, H. (1904): Hervorragende Nichtjuden über den Zionismus. Eine Sammlung von Urteilen hervorragender Persönlichkeiten aller Länder. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

"Het volk van Zuid-Afrika, en dan vooral de oudere Hollandse bevolking, werd bijna uitsluitend aan de hand van de Joodse traditie opgevoed. (…) Ik geloof niet dat er een documentatie in de ganse geschiedenis des mensenrassen bestaat, die vergeleken kan worden met die van de Joden. En toch hebt gij uw geloof, uw zelfrespect en uwe nationale idealen behouden en overleeft gij nog altijd onder de natiën der wereld. Gij werdt niet opgenomen, gij zijt niet versmolten, en gij hebt uwe identiteit niet verloren, maar gij hebt ondanks alle beproevingen en vervolgingen, ondanks alle wisselvalligheden der mensheidsgeschiedenis, overleefd. Gij hebt overleefd en de dag zal komen, op welken de woorden uwer profeten waarheid worden zullen en Israël naar het eigen land terugkeren zal. (...) Hoe groot de veranderingen, die door dezen oorlog, den groten wereldoorlog van gerechtigheid en vrijheid, voortgebracht zijn, ook zijn mogen, ik betwijfel of een dezer veranderingen het belang der bevrijding van Palestina en de erkenning ervan als het Tehuis Israëls overtreffen kan.”

– Jan Christiaan Smuts, Afrikaner premier van Zuid-Afrika. 1870 – 1950 n. Chr.
Fromkin, D. (2010): A Peace to End All Peace. Page 283. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“De helft [der Joodse wereldbevolking] leeft in de beschaafde wereld, alwaar zij niet als kaste afgezonderd worden. Daar zijn de grootse en universeel vooruitstrevende eigenschappen der joodse cultuur duidelijk aan de dag getreden; haar internationalisme, haar openstaan voor de vooruitstrevende bewegingen dezes tijds (het percentage der aan de democratische een proletarische bewegingen deelnemende Joden is overal groter dan hun percentage der bevolking in het algemeen). (…) Alleen volledig ongeschoolde, volkomen onderdrukte mensen kunnen aan de leugens en den laster, die over de Joden verbreid worden, geloof schenken. (…) Schande over het vervloekte tsarisme, dat de Joden heeft gepijnigd en vervolgd!

– Vladimir Lenin, Russische voorzitter van de Sovjet-Unie. 1870 – 1924 n. Chr.

Lenin, V.I. (1934): Lenin on the Jewish question. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].
Lenin, V.I. (1924): Over het pogromgehits tegen de Joden. [Laatste zin, vertaling Uitgeverij Progres, Moskou 1949].

“Het is absoluut noodzakelijk dat er een bondgenootschap wordt gesloten tussen de zionisten en de Arabieren, daar uit een woordenstrijd alleen kwaad kan voortvloeien. De zionisten zijn noodzakelijk voor dit land: het geld dat zij meebrengen, hun kennis en hunne intelligentie, en de ijver die hen kenmerkt, zullen zonder enigen twijfel aan de wedergeboorte des lands bijdragen.”

– Daud Barakat, Libanese journalist. 1870 – 1933 n. Chr.

Mandel, N. (1965): Attempts at an Arab-Zionist Entente 1913-1914. S. 243. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

“Waarlijk zijn de Joden op zichzelf een wonder. Zij bestaan in totaal uit niet meer dan 18.000.000 zielen, terwijl er zo'n 2.000 van hen in Japan leven zouden. Erg vreemd is dat geprofeteerd is dat zij de financiële leiders der wereld worden zouden. Dit is waarheid geworden en bovendien bevinden zich onder hen de grootste onzer geleerden, godsdienstigen, politici, muzikanten, etc. (...) De Aziaten zijn in het verleden slechts weinig met de Joden in aanraking geweest, omdat zij voornamelijk in de zogenoemde christelijke landen Europa's woonachtig waren. Maar deze christelijke landen hebben dit arme verwaarloosde volk bespot en belachelijk gemaakt, en hen verachterlijkerwijs 'Jood, Jood' genoemd. Echter, ze kunnen nimmer de overhand over hen krijgen, daar zij in elk opzicht zo superieur zijn ten opzichte der andere volkeren.”

– Juji Nakada, Japanse bisschop. 1870 – 1939 n. Chr.

Nakada, J. (1933): An Unknown Nation. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Ik heb de allergrootste sympathie voor het streven van Joodse mensen over de ganse wereld naar een vestiging in Palestina, en deze sympathie is alleen maar versterkt tijdens mijn bezoek aan Palestina enkele jaren geleden, alwaar ik den opkomst ener nieuwe stedelijke bevolking heb aanschouwen mogen, waardoor men zich enkele der passages des Oude Testaments herinnerde, waarover men lang geleden had geleerd. Ik heb deze sympathie omdat, en dus niet ondanks dat, ik een strenggelovig christen ben. Ik geloof dat het, ongeacht de mening van anderen, een sentiment is dat strenggelovigen christenen zouden hebben moeten.”

– Sir James Hope, Schotse/Britse parlementariër (Conservative). 1870 – 1949 n. Chr.

UK Parliament (1939): Volume 113. Debated on Tuesday 23 May 1939. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Over de vooruitzichten van het Zionisme kunnen de meningen verschillen; den Joodse volk moet echter naar het grondbeginsel des nationale zelfbeschikkingsrechts in elk geval het recht toekomen, om zijnen lot naar zijne eigen wensen en idealen vorm te geven. (…) Het socialisme zal zich flink met het landbouwprobleem bezighouden moeten. Het moet een politiek der productiebevordering drijven. Dat is voor de socialistische Internationale een reden des te meer om het Joodse kolonisatiewerk in Palestina zijnen vrijen loop te laten.”

​– Camille Huysmans, Vlaamse socialistische politicus. 1871 – 1968 n. Chr.

Allgemeine Zeitung des Judenthums. Vol. 81. Heft 50 (14.12.1917). Page 591. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

"De Joden zelf, van wie een aanzienlijk aantal reeds verstrooid over de koloniën is, waren trouw aan de leringen van hun profeten. Het Joodse geloof is voornamelijk het geloof van de vrijheid. (...) Het Joodse volk heeft in het verloop van millennia een diepgeworteld sterk gevoel van zijne nationaliteit en een heerlijken eigen geest bewaard, ongeacht de talrijke storende invloeden om hen heen. In alle landen waarin zij zich vestigden, hebben de Joden aan de economische successen des lands meegewerkt en waren zij voortdurend ware voorvechters der zaak der vrijheid. (...) Het plan om het Joodse thuisland weder op te bouwen moet de sympathieën van eenieder voor zich winnen. Ik wens ze allen succes."

– Calvin Coolidge, president van de Verenigde Staten. 1872 – 1933 n. Chr.

Coolidge, C. (1925): Address at the Laying of the Cornerstone of the Jewish Community Centre in Washington, D.C. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“De Joden (…) hebben trouw aan iedere fase der nationale inspanningen deelgenomen. Hunne zonen hebben aan de zijde onzer zonen op het slagveld gestreden, niet alleen in den laatsten oorlog, maar in iederen strijd, die sinds de emancipatie door de Assemblée Nationale in 1789 plaatsgevonden heeft. (…) De Franse cultuur is rijker dankzij de Joodse bijdrage. In erkenning daarvan zijn wij hun dankbaar voor die bijdrage.”

– Édouard Herriot, premier van de Franse Republiek. 1872 – 1957 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables. Page 417. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

(OPGELET: In 1967 koos Russell partij voor de Arabische landen die Israël aanvielen)

​“Ik ben gestadig gaan inzien dat het, in een gevaarlijke en grotendeels vijandige wereld, essentieel voor Joden is om een land te bezitten, dat het hunne is, een enkele regio waar zij niet als vermoede vreemdelingen beschouwd worden, een enkele staat die datgene belichaamt, wat kenmerkend voor hunne cultuur is.

– Bertrand Russell, Engelse filosoof uit Wales. 1872 – 1970 n. Chr.

Porat, D. (1981): Bertrand Russell On Zionism. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“De Joden zullen naar Palestina gaan. Zij het niet met uwe [dwz. des Koloniale Secretaris Malcolm MacDonalds] inwilliging, dan wel zonder uwe inwilliging. Eindelijk gaan ze naar huis. Ze hebben er genoeg van. Ze weten maar al te goed, dat er voor elken man, die vandaag de dag in Palestina aankomt, werk zijn moet, en anders kan hij onder zijne vrienden verhongeren, in plaats van door zijne vijanden uitgehongerd en doodgeknuppeld te worden. Ze werken graag, als ze werk vinden kunnen, en ik geloof dat er in elk land werkgelegenheden bestaan. Maar als ze geen werk kunnen vinden, laat ze dan verhongeren. Het zou voor een Jood beter zijn om in Palestina, in zijn thuis, te verhongeren, dan om in Sachsenhausen, of Dachau, of een der andere schandelijke martelplekken, waarnaar zij heden gestuurd worden, gedood te worden. De enige uitweg is Palestina.”

– Sir Josiah Wedgwood, Engelse/Britse parlementariër (Liberal/Labour). 1872 – 1943 n. Chr.

UK Parliament (1938): Palestine. Debated on Thursday 24 November 1938. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"De heropleving der wonderbare en verwaarloosde mijn der Hebreeuwse cultuur dat en niets meer is het Italiaanse zionisme was zulk een dierbare bijdrage aan de wereldwijde cultuur, dat eenieder die om intellectuele waarden geeft, aan zijne vernietiging aanstoot nemen moet. Persoonlijk, als Italiaan, betreur ik het ten diepste." 

– Carlo Sforza, Italiaanse minister BuZa. 1872 – 1952 n. Chr.

Baron, J. L. (1943): Stars and Sand. Jewish Notes by Non-Jewish Notables. Page 412. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].

“Het is duidelijk dat, zonder de inspanningen der vroege christenen behorende tot het Joodse ras, alle grote natiën op aarde zekerlijk nog immer heidense volkeren zijn zouden, in plaats van de relatief verlichte en snel voortschrijdende christelijke natiën, die zij thans zijn. (…) Waarom zou de monarch des meest vooraanstaande rijks op aarde nu geen koninklijke proclamatie uitroepen laten, die overal de Britse onderdanen oproept om de terugkeer des thuisloze en arme Joodse volks naar ‘het land hunner vaderen’ zo veel als mogelijk te begunstigen en daartoe vrijelijk en royaal hunne bijdragen te leveren; opdat zij alle kansen hebben zullen, om de hoogst mogelijke verbouwing waartoe zij in staat zijn te waarborgen; opdat hun land binnenkort klaarblijkelijk de beste plek op aarde zijn zal, om te functioneren als de locatie des opperste internationale gerechtshofs, dat de naties noch excuus voor noch reden tot oorlog zal laten."

– Henry Wentworth Monk, Canadese mysticus. 1872 – 1896 n. Chr.

Kay, Z. (1978): Canada and Palestine. The Politics of Noncommitment. Page 10. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Tegenover den omvang dezes oorlogs, lijken de meeste idealen te krimpen. Slechts een ideaal staat in omvang en grandeur aan zelfs dezen oorlog gelijk. Dat is het ideaal des herstels der Joden in een land, dat zij, klein en arm als het zijn mag, zo beroemd als Griekenland en zo groots als Rome gemaakt hebben. En ten slotte is er geen ideaal (...) dat het contrast tussen de Engelse en Duitse politieke idealen zo gunstig voor ons tentoonstellen, en zo eloquent rechtvaardigen, zou, als de stichting eens Joodse Staats onder de Britse Kroonl."

– Herbert Sidebotham, Engelse journalist. 1872 – 1940 n. Chr.

​Sidebotham, H. (1918): England and Palestine. Essays towards the Restoration of the Jewish State. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“De Zionistische beweging lijkt mij zeer sympathiek. En het is wenselijk, dat de beweging nergens op kunstmatige hindernissen stuite.”

– Vladimir Arsenjev, Russische ontdekkingsreiziger. 1872 – 1930 n. Chr.

Russische Schriftsteller über den Zionismus. In: Die Welt. Nummer 35. Jahrgang 6. 29. August 1902. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij].

“De Joden kunnen op het eergevoel en den goeden naam van Groot-Brittannië als voldoende garantie voor de verwezenlijking hunner ambities met betrekking tot de toekomst van Palestina bouwen.”

– Jimmy Thomas, Welse/Britse minister voor Koloniale Zaken (Labour). 1874 – 1949 n. Chr. 

"Alleen omdat ze een slim ras zijn, waarop anderen jaloers zijn, wijst gij, als er iets misgaat, altijd naar de Joden! Het is zo veel makkelijker dan om de echte bron te vinden, of omdat mensen ergens op in willen rammen, daarom is er de populaire leus: 'de Joden, de Joden'. Weet gij nog dat ik vertelde over de profetie betreffende de Joden, dat de gouden tijdperk zal beginnen wanneer de Joden vervolgd en naar Jeruzalem verdreven worden? (...) Het is een erfgoed uit de dierenwereld. Net zoals honden van een straat die honden van een andere straat niet mogen.”

– Sri Aurobindo Ghose, Bengalese/Indiase nationalist, filosoof en dichter. 1872 – 1950 n. Chr.

Mother India. Monthly Review of Culture. Volume 13. Page 6. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Het anderszijn der Joden berust op hun fijne vermogen, om zich op de betreffende culturen in te stellen, op hunnen extremen aanleg en hun ontledende intellect, dat voor zichzelf geen halt houdt. (...) Het vijfde en achtste gebod verbieden den vijandenhaat, de christenen zijn den Joodse volk, dat God tot zijne menswording uitverkoren hebbe, in dankbaarheid verbonden en wijzen in diepe verontwaardiging de schending van Joodse synagogen en graven af."

– Leo Frobenius, Pruisische/Duitse ethnoloog en archeoloog. 1873 – 1938 n. Chr.

Konflikt der Kulture. In: Bayerische Israelitische Gemeindezeitung. Jahrgang 6. Heft 12 vom 15.6.1930. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

“Sommige mensen mogen de Joden en sommigen ook niet; maar geen nadenkende mens kan onzeker zijn over het feit dat zij zonder enige twijfel het indrukwekkendste en opmerkelijkste ras zijn dat ooit op de wereld verschenen is. (…) Wij hebben aan de Joden een ethisch systeem te danken, dat, zelfs indien we het in zijn geheel van het bovennatuurlijke scheiden, zonder meer het kostbaarste bezit der mensheid is, in feite gelijk in waarde aan de vruchten van alle kennis en geleerdheid bij elkaar. (…) Het is klaarblijkelijk juist dat de verstrooide Joden een nationaal centrum en een nationaal thuis behoren te hebben en herenigd behoren te zijn, en waar anders dan in Palestina, waarmee ze meer dan 3000 jaar lang intiem en grondig geassocieerd zijn?"

– Winston Churchill, Engelse premier van het Verenigd Koninkrijk (Conservative). 1874 – 1965 n. Chr.

Himmelfarb, G. (2011): The People of the Book. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"Ik heb met oprechte bewondering de gestadige en onmiskenbare vooruitgang aanschouwd, die geboekt wordt in het herstel van Palestina, dat, na eeuwenlang desolaat te zijn geweest, nu zijne jeugd en vitaliteit vernieuwt door middel van het enthousiasme, de harde arbeid en de zelfopoffering van de Joodse pioniers die aldaar zwoegen in een geest van vrede en sociale gerechtigheid. Het is zeer bevredigend om op te merken dat vele Amerikaanse Joden, zowel zionisten als niet-zionisten, zulk een schitterenden dienst bewezen hebben aan deze zaak, die de sympathie en morele aanmoediging van eenieder toekomt"

– Herbert Hoover, president van de Verenigde Staten (Republikeins). 1874 - 1964 n. Chr.

Hoover, H. (1932): Message to the Zionist Organization of America on the Anniversary of the Balfour Declaration, October 29, 1932. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

“Welk een hoogstaande rol heeft de Joodse geest in de wereldgeschiedenis gespeeld! Indien wij Griekenland onze schoonheidsopvatting te danken hebben, Rome onze ideeën van rechtsgrondslag aan Rome, zo hebben wij de religie, die den hoeksteen onzer westerse beschaving vormt, aan Palestina te danken. Sinaï is een Joodse berg; de Olijvenberg en de Calvarieberg zijn dat eveneens. (…) Na een negentien eeuwen durende verstrooiing, verwarring en onderdrukking – wat mogen we allemaal van het bevrijde genie eens begaafde rassen verwachten? Geketend als de Jood was, heeft hij toch rijke gaven in dienst der mensheid gesteld, en als eenmaal de ontwaking zijns nationale zelfbewustzijns door de oprichting van een nationaal thuis hem van zijne persoonlijke vrijheid en zijn zelfrespect verzekerd heeft, niet alleen in Palestina, maar ook in elk ander land, dan zal hij de wereld door de producten zijner energie en zijns geests verrijken.”

– Arthur Meighen, premier van Canada (Conservative). 1874 – 1960 n. Chr.

Der kanadische Ministerpräsident über den Zionismus. In: Wiener Morgenzeitung. 3. Jahrgang. Heft 856. vom 15.6.1921. Page 2. [Vanuit het Duits vertaald door C. Nooij]. 

Sinds de verlening van gelijke rechten een eeuw geleden, hebben de Joodse mensen van Canada, hunner oeroude tradities getrouw, een actieve en eervolle rol gespeeld in het openbare en politieke leven van de Dominion. (…) Ik (…) wil samen met mijne Canadese medeburgers aller rassen den zonen en dochters van Joodse afkomst een voortzetting van vreugde en voorspoed toewensen in hun aangenomen thuisland Canada.”

​– Mackenzie King, premier van Canada (Liberal). 1874 – 1950 n. Chr.

Rhinewine, A. & Goldstick, I. (1932): Looking Back a Century on the Centennial of Jewish Political Equality in Canada. Page 120. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

"De overleving der Joden, hun weerstand tegen vernietiging, hun uithouding onder absoluut eigenaardige omstandigheden en de noodlottige rol die zij spelen in de geschiedenis: dit alles wijst op de bijzondere en raadselachtige funderingen huns lots. (…) En als we in de geschiedenis zoeken naar openbaring, zullen we het, overtuigender dan waar dan ook, in de geschiedenis van dat ongebruikelijke volkje, onze voorgangers, vinden. Bijna tweeduizend jaar lang bleven de Joden een gedistingeerde natie zonder ook maar een der gebruikelijke vereisten voor het bestaan als natie te bezitten. Ze hadden geen land, geen soevereiniteit, geen macht, geen overkoepelende politieke structuren, niet eens een gemeenschappelijke cultuur. Ze waren over het aardoppervlak verstrooid en bijna overal vormden ze een minderheid. Ze wezen grotendeels de actieve inspanningen om hen te bekeren af en weerstonden de passieve aantrekkingskracht der assimilatie. Geen ander volk hield zijn identiteit zo lang intact onder zulke omstandigheden."

– Nikolai Berdjajev, Russische filosoof. 1874 – 1948 n. Chr.

Berdyayev, N. (1949): The Meaning of History. Page 87.​ [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij]. 

Mijne vrienden en ik hadden (…) het verlangen om Joden de waardigheid en den status ener aparte natie te geven. We wensten dat, in een of andere manier en voor zo ver mogelijk, Joden vertegenwoordigd zijn zouden door Joden, leven zouden in een maatschappij van Joden, berechtigd worden zouden door Joden en bestuurd door Joden. Ik ben een antisemiet als dat antisemitisme is. Redelijker zou zijn om het semitisme te noemen."

– G. K. Chesterton, Engelse theoloog, filosoof en dichter. 1874 – 1936 n. Chr.

Chesterton, G.K. (1920): The New Jerusalem. Chapter XIII. [Vanuit het Engels vertaald door C. Nooij].